woensdag 6 juni 2018

Pieter Waterdrinker – Tsjaikovskistraat 40


Pieter Waterdrinker verweet de Nederlandse pers nogal eens zijn boeken te negeren. Bij Tsjaikovskistraat 40 is dat beslist niet het geval. Naast dat het goed verkoopt, kreeg het boek uit 2017 lovende recensies. Op de kaft staat dat het een autobiografische vertelling uit Rusland is. Onder de titel op pagina drie heet het een roman. In het boek schrijft Waterdrinker dat hij de fictie voorbij is.

Deze dubbelzinnigheid doet Russisch aan. In Tsjaikovskistraat 40 – dit is het adres in Petersburg waar Waterdrinker met zijn vrouw woont – vertelt hij vier verhalen. Hij schrijft ten eerste over zijn dagelijkse leven in Rusland, vervolgens over de doldwaze avonturen die hem hier brachten. Hij vertelt ook zijn voorgeschiedenis: verhalen over zijn jeugd in Zandvoort en over zijn ouders. Het vierde verhaal is het verhaal van de Russische revolutie.

De vier verhalen lopen constant door elkaar heen. Een huizenblok bij hem in de buurt doet hem herinneren aan een gebeurtenis uit 1917. Hij hamert telkens op de verschrikkingen die Lenin en de zijnen hebben teweeg gebracht. Waterdrinker heeft hier steeds de nodige zinnen, vol bijvoeglijke naamwoorden, voor nodig om de kwaadaardigheid van de revolutionair onder woorden te brengen. Sowieso is hij bij dit soort passages wat lang van stof.

Het meest interessant vind ik zijn belevenissen toen hij als jongeman zaken ging doen in de Sovjet-Unie, een rijk dat op het punt stond uit elkaar te vallen. Hij werd bij toeval gevraagd een partij bijbels in het goddeloze land te verspreiden. Voordeel was dat hij de taal sprak. Hij raakte bij aankomst in contact met een handelaar, die meer zaken met hem wilde doen. Eerst twijfelde hij nog, maar het land trok hem aan.

Na zijn eerste bezoek komt zijn leven in een stroomversnelling terecht. Hij ontmoet andere handelaren en met een man, die hij Fopmans noemt, zet hij een reisbureau op. Zij maken veel winst en Waterdrinker leeft er redelijk goed van. Later ontmoet hij zijn vrouw Julia. Zij wonen in Moskou in een pand, vol corrupte bedrijven en duistere zaken.

Waterdrinker schrijft aanstekelijk. Zijn boek leest als een trein. Jammer is dat het beeld dat de lezer van Rusland krijgt weinig afwijkt van de clichébeelden die iedereen kent. Het land is corrupt, de geschiedenis zit vol wrede gebeurtenissen en iedereen zuipt. Dat is niet erg, maar het had van mij een tandje minder gemogen. Mysterieus is dat Waterdrinker zelf niet bedacht is op corruptie en misdadigheid. Hij laat zich in met zaken die echt niet goed te praten zijn en is uiterst naïef in de omgang met Fopmans.

Mooi is dat hij deze naïviteit koppelt aan een gebeurtenis uit zijn jeugd. Zijn vader had een hotel en werkte dag en nacht. Het gezin vertrouwde jarenlang blindelings op hun boekhouder, die er met hun spaargeld vandoor ging. Zij krabbelden op, zoals Waterdrinker ook een nieuw leven start. Hij wil schrijver worden en slaagt hier in.

Vrij eenvoudig weet hij kennelijk een uitgever te vinden. En verslaggever worden is ook geen probleem. Een hoofredacteur van een krant (de Telegraaf) smeekt hem bijna om vanuit Rusland de gebeurtenissen voor zijn krant te verslaan. Aan het begin van ‘Tsjaikovskistraat 40’ benadert zijn uitgever hem met de vraag een boek over de revolutie, binnenkort 100 jaar geleden, te schrijven. Hij heeft er absoluut geen zin in, maar omdat hij geld nodig heeft om zijn zwager te helpen met zijn zaken, doet hij het. Het schrijven van dat boek – dit boek – is een rode draad in het verhaal. In het laatste hoofdstuk is het boek af.

Tegenover de makkelijke ingang voor wat betreft schrijfwerk staat de afkeer die hij nu heeft van de Nederlandse pers en het Nederlandse literaire klimaat. Zijn ervaringen met een aantal uitgevers waren ronduit slecht. En ooit is hij aangeklaagd wegens antisemitisme, vanwege uitspraken van een romanfiguur. Hij werd niet veroordeeld, maar dat was zeker niet door inzet van zijn uitgever. De benaming ‘roman’ bij Tsjaikovskistraat 40’ zal hij misschien daarom voor de zekerheid hebben toegevoegd. Hij is tegenwoordig op zijn hoede.

Het schakelen tussen heden en verleden doet Waterdrinker heel kundig. Overal is de geschiedenis zichtbaar. En iedereen die je aanspreekt heeft wel een verhaal over onderdrukking, verbanning of moord. “Je hoefde maar te krabben aan de huid van een willekeurig mens en het vergoten bloed van de recente geschiedenis spoot er als een doorgesneden kalfsslagader uit.”

Over de huidige politiek toestand laat Waterdrinker zich in eerste instantie nauwelijks uit. De nieuwe tsaar Poetin ziet hij als een misdadiger, maar herhaalt dit niet te vaak. Zijn vrouw heeft er wel genoeg van. Er is alweer iemand op haar werk ontslagen die kritiek had op het Kremlin.

Een vriend die zijn manuscript leest raadt hem aan om meer parallellen met het heden te trekken. Waterdrinker houdt het eerst af, maar aan het eind van het boek slaat hij plotseling helemaal door. Hij vergelijkt de massa’s die uit pure ellende en armoede om hulp optrekken naar de Tsaar met Afrikaanse vluchtelingen die tevergeefs aan de poort van Europa aankloppen. Het is een vreemde passage, die je bijna ook als parodie kunt lezen.

Na deze uitbarsting volgt het melodramatische slot van dit mooie boek. Pieter Waterdrinker is alleen thuis, drinkt flessen wijn, luistert naar muziek van Hildegard Knef en vraagt zich af hoe zijn leven verder moet. Hij stapt naar buiten. Heden en verleden lopen door elkaar heen. Hij houdt een rijtuig aan en stapt in. Hij haalt zijn vrouw op van haar werk en samen rijden zij terug naar de Tsjaikovskistraat. “Niet vernoemd naar de componist, maar naar de revolutionair.”

Geen opmerkingen: