woensdag 27 juni 2018

Johan Fretz – Onder de paramariboom


Johan Fretz is een politiek bevlogen cabaretier en schrijver. Na ‘Fretz 2025’ is ‘Onder de paramariboom’ zijn tweede roman. Als kind kreeg Johannes vaak de vraag ‘Waar kom je vandaan?’ De antwoorden ‘uit Dordrecht’ of ‘uit de buik van mijn mama’ voldeden niet, want waar kwam je mama vandaan dan? En waar je papa? “Papa komt uit Den Haag en mama komt uit de paramariboom, dat is een boom aan de andere kant van de zee en in die boom groeien mensen zoals mama en Ruud Gullit.” In deze roman bezoekt de negentwintigjarige Johannes voor het eerst van zijn leven Suriname, het land van zijn moeder.


Johannes voelde zich altijd Nederlander in Nederland. Hij wordt door iedereen geaccepteerd en vergeet zelfs dat hij ook ander bloed heeft. En het is ook wel normaal dat je als puber je probeert los te weken van je ouders. Wanneer hij de familiefoto ziet bij zijn ouders in huis, ziet hij dat zijn opa echt een zwarte man is geweest, een knappe lange creool, en dichter bovendien. Bij het ouder worden groeit het besef van zijn afkomst en die van zijn ouders en grootouders. Vrienden van hem hebben hem eerder verweten dat hij zijn afkomst veronachtzaamt en dat hij doet alsof discriminatie niet bestaat. Het zet hem aan het denken.

Hij raakt gefascineerd door zijn grootvader en wil meer over hem weten. De aanleiding om naar Suriname te gaan is een uitnodiging om te spreken aan de vooravond van de nationale verkiezingen. Hij vliegt erheen, zijn moeder volgt een paar dagen later. Hij moet namelijk eerst zelf het land met eigen ogen zien, voordat zij hem met haar ervaringen kan beïnvloeden. In een paar dagen tijd maakt hij kennis met alle bijzonderheden en eigenaardigheden van het land. Zijn moeder is een onmogelijk mens. Hij kan haar soms niet uitstaan, maar houdt ook van haar.

De eerste dagen na zijn aankomst maakt Johannes  een paar beginnersfouten. Hij vraagt bijvoorbeeld hoe laat hij precies ergens wordt verwacht. En op de vraag waar het centrum van Paramaribo is wordt vriendelijk geantwoord. “Je maakt toch zelf uit welke plek centraal staat.” Hij probeert ook een paar maal een gesprek over politiek aan te gaan. Men schrikt ervan. Zijn moeder begrijpt precies dat je dat niet moet doen.

Johannes ondergaat een kleine cultuurschok. Overal hoort hij Nederlands, maar wel ouderwets Nederlands. Hij wordt overal meteen herkend als Nederlander, een Blaka bakra. Hij heeft soms het gevoel dat hij zich moet bewijzen en neemt dan bijvoorbeeld extra veel sambal op zijn eten. Johannes ziet zijn moeder opbloeien en genieten, zowel van het land als van hem. Zij bezoeken het ouderlijk huis van zijn moeder. De verbeelding en de werkelijkheid liggen hier wat verder uit elkaar, maar voor haar moeder is het thuiskomen.

In terugblikken leren we de vader en met name de moeder van Johannes kennen. In Suriname is zij een wat gek mens. Zij is open naar iedereen. Bij elke nieuwe ontmoeting vraagt zij zich af of de persoon familie is van die en die en wordt er nagegaan wie hun gemeenschappelijke kennissen zijn. In Nederland kwam zij als jonge vrouw terecht in Veenendaal, als jongste uit een gezin van elf kinderen. De overgang kon niet groter zijn. Zij ontmoette haar toekomstige man in een café in Amsterdam. Johannes beschrijft de soms moeizame verhouding. Zij liep weg van huis, was in zichzelf gekeerd en was een paar jaar echt de weg kwijt. Een tijdje woonden zij zelfs ergens anders. Zijn vader dronk teveel en kon haar toestand niet aan. Bij de familie van zijn moeder, de familie Brouwn, stond zijn vader bekend als dronkenlap. “Je moet het heel bont maken om op een Surinaams familiefeest te worden weggestuurd, maar mijn vader is het heel wat keren gelukt.”

Als kind leek Johannes niet verschrikkelijk te lijden onder de spanningen in het gezin. Hij was een wat naïef en open kind. Dezelfde open blik heeft hij nu in Suriname. In korte tijd weet hij hiermee mensen te overtuigen. Zelfs zijn politieke vragen worden hem vergeven. Als puber had hij het gevoel nergens bij te horen. Hij vond dat wel oké. Hij beseft hier dat hij een halfbloed is. De term is discriminerend, alsof je maar een half mens bent. Hij heeft juist dubbelbloed. Nu begrijpt hij pas de betekenis van ‘opo yu kleur’, oftewel opkloeren, bedoeld als trouwen met een lichter getinte partner. “Het is geen eenrichtingsverkeer, ik kloer twee kanten op. Het is niet zo dat ik maar voor de helft besta.” Hij is uiteindelijk de geschiedenis, die hem gevormd heeft, dankbaar.

Johan Fretz heeft met ‘Onder de paramariboom’ een zeer geslaagd en evenwichtig boek geschreven over afkomst en identiteit. De passages over zijn jeugd en zijn ouders zijn schitterend en schrijnend tegelijkertijd. De reis in Suriname en de confrontatie met zijn moederland beschrijft hij met veel humor. Zijn toon is luchtig, maar het verhaal heeft een serieuze ondertoon die door de luchtigheid gelukkig niet verloren gaat.

Geen opmerkingen: