dinsdag 24 juni 2025

Jozef Wittlin – Het zout der aarde


Van de Poolse schrijver Józef Wittlin (1896-1976) verscheen onlangs een klein boekje met herinneringen aan Lwów, de stad waar hij in zijn jeugd heeft gewoond. Het hoofdwerk van Wittlin is Sól ziemi uit 1935, dat kort na verschijnen in diverse talen werd vertaald, waaronder in het Nederlands door A.E. Boutelje. De nieuwe vertaling uit 2020 is van Dirk Zijlstra. Het boek dat speelt tijdens de Eerste Wereldoorlog was meteen een internationaal succes en Wittlin werd zelfs genoemd als kandidaat voor de Nobelprijs. Zijn leven verliep de jaren erna niet erg rooskleurig. Hij vluchtte als Poolse jood voor het Naziregime en belandde in Amerika. In zijn latere leven miste hij Polen enorm. Hij bezocht het land geregeld maar ging er niet wonen. 

 

Het zout der aarde moest het eerste deel van een trilogie worden. Wittlin had tijdens zijn vlucht al grote delen van deel twee en drie af, maar de koffer met manuscripten en aantekeningen ging verloren. In zijn latere leven probeerde hij de twee delen opnieuw op papier te krijgen, iets waar zijn uitgever ook op aandrong, maar mede door zijn zwakke gezondheid is hem dit niet gelukt. Het zout der aarde wordt in het nawoord van Madeleine Rietra een anti-oorlogsroman genoemd, maar dit is het toch niet helemaal, of niet alleen. De hoofdpersoon is de eenvoudige Piotr Niewiadomski, werkzaam bij het treinstationnetje Topory-Czernielica op het Hoetsoelse platteland en zoals veel van zijn dorpsgenoten is hij analfabeet. Piotr heeft een groot vertrouwen in de keizer die over alle zielen in zijn rijk regeert en door wie hij wordt opgeroepen deel te nemen aan de oorlog. Wittlin beschrijft de mobilisatie en de inburgering in het Oostenrijks-Hongaarse leger vanuit het simpele wereldbeeld van Piotr. Wat hij ziet en meemaakt, en hoe de officieren en zijn mede-rekruten reageren is allemaal even absurd en tragisch, ook omdat hij veel van wat gezegd wordt letterlijk neemt. Met deze licht ironische en zeer geestige toon maakt Wittlin het leger en deze hele oorlog belachelijk, maar de blik van Piotr zegt misschien nog meer over het mensdom in het algemeen. Wanneer Wittlin een verhaal in vredestijd had laten afspelen, zou het effect bijna hetzelfde zijn geweest.

 

Het boek wordt vaak vergeleken met De lotgevallen van de brave soldaat Švejk van Jaroslav Hašek. Het verschil is dat Švejk met gespeelde naïviteit en een zekere sluwheid het gezag van zijn meerderen ondermijnt. Hij voert bevelen letterlijk uit en toont daarmee de absurditeit van de hele oorlogsmachinerie aan. Piotr is echt naïef en doodeerlijk. Wanneer de gendarme Durek hem zijn oproep brengt, daar vreemd bij glimlacht en een grapje maakt, snapt Piotr hem niet. ‘Ironie was in deze contreien onbekend. Bijgevolg begreep Piotr in eerste instantie niet het sarcasme van de woorden van de gendarme.’ Hij is ook niet tegen de oorlog en heeft groot vertrouwen in het gezag. Bij de keuring doet hij geen poging om zich te laten afkeuren. Mooi is ook hoe hij vanuit zijn armoedige positie het voedsel dat verstrekt wordt weet te waarderen; bijna iedere dag vlees, hij kan het nauwelijks geloven. Dat hij de geschreven taal niet machtig is vindt hij geen bezwaar. De letters zijn voor hem des duivels. In een lange tirade tegen geletterdheid worden letters zwarte tekenen van de duivel genoemd die zoveel onschuldige vellen wit papier vervuilen. ‘Daarom ondertekent een godvrezend man geen enkel papier, maar zet hij drie +++.’

 

Het verhaal loopt tot en met de opleiding van een paar dagen en het moment dat de rekruten naar het front gaan. Tijdens de keuring, de reis naar de kazerne en de dagen waarin zij getraind worden, worden de mannen consequent gezien als lichamen. De keuringarts test de lichamen op hun geschiktheid en leidinggevenden bezien de lichamen als een verzameling die in het gelid moet worden gebracht om als eenheid te kunnen functioneren. Wittlin verschuift het perspectief geregeld van Piotr naar een van de commandanten in het regiment, zoals naar Stabsfeldwebel Bachmatiuk, die de nieuwe lichting ziet als mensenmateriaal. Het zijn nog geen mensen, want dat ben je pas als je soldaat bent. Van dit materiaal maakt hij dus mensen. Bachmatiuk doet alles volgens vaste regels en kent alle paragrafen uit het militaire handboek uit zijn hoofd. In het boek is een schema opgenomen uit zo’n handboek, waarin de manieren van sterven staan gecategoriseerd. Mooi is dat wanneer het perspectief verschuift en Wittlin vanuit een andere legercommandant schrijft, deze Bachmatiuk volkomen belachelijk wordt gemaakt. Bij de beschrijvingen van deze personages moest ik meteen aan Der Mann ohne Eigenschaften van Robert Musil denken, een boek uit dezelfde periode, dat ook speelt in de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie; ook qua stijl en ironische toon vertonen de twee boeken veel overeenkomsten.

 

Het zout der aarde is een echte klassieker en na negentig jaar heeft het boek niets aan frisheid en actualiteit verloren. Het is knap geschreven en er zitten geen mindere passages in. Bijna iedere pagina is gewoon goed; je kunt een willekeurige bladzijde opslaan en meteen in een passage verzinken. De wat naïeve hoofdpersoon is heel bijzonder en juist door zijn blik ligt er over alle gebeurtenissen een licht ironische en vaak geestige sfeer. Wittlinn gebruikt ook veel bijzondere woorden, zo houdt Piotr in de trein zijn werkpet op en verwerft daarmee een privilege, dat kwam ook door de ‘spoorwegachtige manier waarop hij zich uitdrukte.’ Tot slot een wat langer citaat uit deze geweldige roman.

 

‘Kun je je een oorlog voorstellen die gevoerd wordt in mantels, pelsvesten, kaftans, stropdassen, of met bolhoeden en keppeltjes op? Nee, zo'n oorlog kon zelfs Piotr Niewiadomski zich niet voorstellen. Hij begreep heel goed dat je alleen in uniform iemand mocht vermoorden en dat alleen van staatswegen van een banderol voorziene lichamen meetellen als doden voor de keizer. Want de keizer had niet alleen het monopolie op tabak en zout, maar ook op het doden van mensen. En zoals God de mens had geschapen naar Zijn evenbeeld en naar zijn gelijkenis, zo gaf ook de keizer de mens een uniform, om hem, al was het maar enigszins, op zich te laten lijken.’

Geen opmerkingen: