Tjitske
Jansen is vooral bekend als dichteres. Zij treedt veel op. Haar succesvolle debuut ‘Het moest maar
eens gaan sneeuwen’ kwam uit 2003. ‘Voor altijd voor het laatst’ uit 2015 is
haar eerste prozawerk.
Het boek is
opgedeeld in korte teksten van één of twee pagina’s, waarin Jansen het verhaal
vertelt van een meisje dat opgroeit en haar weg zoekt in het leven. De
vertelling is chronologisch en eindigt wanneer de vrouw ongeveer veertig is.
Vaak wordt aan het begin van een tekst een leeftijdsaanduiding vermeld: een
zestienjarige, een meisje in de zesde, een jonge vrouw of “Ik was een meisje in
de mand bij mijn moeder achter op de fiets.”
De teksten
zijn heel precies geformuleerd. Jansen wil steeds exact aangeven wie de vrouw was in iedere fase van
haar leven: “Ik was een vrouw die geen vader meer had.” Of: “Een jonge vrouw
die een lijst maakte van alles waar ze zich voor schaamde.” Of: “Ik was een
vrouw die twee dagen per week in therapie was (groepstherapie) bij een uit zijn
ambt ontzegde psychiater.”
De
zoektocht naar haar identiteit is de kern van deze sterk poëtisch stukken. Het
maken van keuzes gaat haar van jongs af aan moeilijk af. De moeder wordt in een
paar alinea weergegeven als een overspannen vrouw. Ze was was nooit uitgelaten
blij, wel altijd uit op koopjes. “Ik denk dat ze blij was iets te kunnen eten
wat ze niet zelf had hoeven kopen.”
Soms ging
zij onredelijk tekeer tegen haar kind. Dan wordt het meisje uit huis geplaatst
en mag zij kiezen bij welke meester zij wil wonen. Natuurlijk had zij een
voorkeur, maar dit uiten was moeilijk. “Ik kan mij niet voorstellen dat ik de
naam durfde te zeggen van de meester van mijn keuze én hem daarbij aan te
kijken.”
Waarnemen
gaat haar beter af. Zij was een puber en zag twee vrouwen. De ene vrouw vroeg aan
de ander hoe het ging, maar je zag aan de andere vrouw overduidelijk dat het
slecht ging. Ze zei: ‘goed’. “Nu was ze niet alleen maar iemand met wie het
niet goed ging, nu was ze ook nog iemand die stond te liegen.”
“Vriendschap
bestond voor mij voornamelijk uit het spelen van vriendschap.” Uiteindelijk
wordt het dan ook echte vriendschap, kwam zij achter. Zo gaat dat ook met
andere dingen als schrijven. “Om het te kunnen, moet je eerst doen alsof je het
kunt.”
‘Voor
altijd voor het laatst’ eindigt met haar ontdekking van het Boeddhisme. Ze gaat
in een klooster wonen. Een groot aantal zinnen in de laatste stukken beginnen
net als in de rest van het boek met ‘ik’, maar zij beschrijft hier ook andere
personen. De levensgeschiedenis van Harry wordt in drie pagina’s neergezet.
Zij krijgt
tot slot het advies van een leraar om meer te studeren en te stoppen met
vakantie vieren. Jammer, zo’n moralistisch einde van een verder uitstekend
prozadebuut.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten