Bij Drift, de vorige roman van Bregje Hofstede, had ik al het gevoel een pijnlijk persoonlijk verhaal te lezen, bij haar nieuwste boek is dit gevoel nog sterker. Oersoep is een roman en gaat over een jonge vrouw en de verhouding die zij heeft tot haar lichaam en haar directe omgeving. Hofstede beschrijft onder meer zeer plastisch een bevalling, een psychedelische trip en de seksuele symbiotische relatie met haar vriend. Deze verhalen voelen heel persoonlijk aan. De schrijfster zegt hier zelf over: “Ik merk gewoon in interviews dat het heel moeilijk is om over het boek te praten. De focus verschuift snel naar mijn persoonlijk leven. Ik neem me steeds voor zo veel mogelijk bij de roman te blijven. Maar het is een interessante tweespalt.”
Oersoep is opgebouwd uit vier delen. In ieder deel staat er iets op het spel. In het eerste deel bevalt de vrouw. Zij is extreem gefocust, zowel op haar lichaam als op de omgeving. Zij zoekt haar vriend Warre en vraagt waar hij is. Zij denkt terug aan Tokyo en een scène in de metro: “Niemand keek mij aan. Niemand zocht mijn blik of sprak met me.” Zij zoekt contact, maar tegelijkertijd is zij aan het spacen. Iemand zegt dat ze echt ver weg is. Later volgen alleen woorden als ‘Donker’, ‘Stil’, ‘Nee, nee, nee’ of een langgerekt ‘AAAAAA’. Deze spanning tussen focus en zelfverlies en de aandacht voor het eigen lichaam en de ander is een constante in de rest van het boek. “Het probleem als je niemand kunt aanraken is dat je zelf ook niet meer aan jezelf komt, dat je stilvalt en verstijft.”
Het tweede deel is opgezet als brief aan Hade, een jonge vrouw die zij leert kennen bij het rugbyen en die een grote aantrekkingskracht op haar uitoefent. Hade heeft ook duidelijk interesse in haar, maar zij komen niet echt nader tot elkaar. Voor rugby is zij absoluut niet voor geschikt. Zij heeft constant blessures en moet daarom op een gegeven stoppen met deze sport. Een dergelijke tegenstrijdigheid speelt ook bij de trips die zij neemt, weliswaar met een groep mensen en onder deskundige begeleiding. Een trip is voor haar een zelfonderzoek. Ze beschrijft precies wat zij meemaakt, maar zij neemt extra pillen en verliest de controle. Hij lijkt alsof zij zichzelf steeds op de proef wil stellen en de grenzen opzoekt. Ze deelt zichzelf klappen uit. Een relatie kun je verbreken, een rugbyteam kun verlaten en uit een trip kun je terugkeren. Het krijgen van een kind is echter onherroepelijk. “Een kind krijgen is de grootste klap die je je Zelf kunt uitdelen.”
In de andere hoofdstukken gaat zij dieper in op hun relatie, die nu het kind er is onder meer spanning komt te staan. Zij wonen in Frankrijk en Warre stoort zich fanatiek op het tuineren. In een scène beschrijft zij een traditionele ruzie tussen echtgenoten. Zij is ziek en ligt te kotsen. Hij wordt wakker van de geluiden die ze uitstoot en wordt kwaad, ook omdat het kind wakker is geworden. Uiteindelijk moet zij het huilende kind verzorgen en is hij de volgende dag nog steeds boos dat zijn nachtrust is verstoord.
Oersoep is een rijk boek, waarin Hofstede verschillende vormen naast en door elkaar hanteert. De roman is minder strak gecomponeerd dan de voorganger Drift. Je kunt het lezen als een verslag van een zelfonderzoek, waarin persoonlijke thema’s doorgedacht worden, zoals seksualiteit, relaties, geboorte, lichamelijkheid en de roes. Tijdens het lezen zag ik de kwaliteiten van het fraai uitgegeven boek, maar ik werd er niet door meegesleept, zoals ik dat bij Drift had ervaren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten