Voor het winternummer van Awater (2023) schreef ik de volgende recensie:
Iduna Paalman debuteerde in 2019 met De grom uit de hond halen, een alom geprezen bundel die leest als een weldoordachte eenheid. Deze eenheid ontstond tijdens het samenstellen van de bundel. Bij Bewijs van bewaring ging zij anders te werk. Paalman is naast dichter en leraar Duits ook historicus. Zij deed onderzoek in archieven op zoek naar wat zich schuilhoudt in de hoeken van de geschiedenis. Haar onderzoek leidde naar verborgen levens van vrouwen. De keuze welke verhalen op te nemen in de bundel zal ingegeven zijn door de vraag of ze er poëzie van kon maken? Daar is zij in geslaagd.
De afdeling ‘Het proces’ bestaat uit genummerde gedichten met als titels ‘Aanklacht’, ‘Proef’, ’Uitspraak’ en ‘Terechtstelling’. In ‘1. Aanklacht’ wordt iemand welkom geheten in ons rechtssysteem, maar de aangesprokene ervaart onzekerheid en onveiligheid: ‘en hoop dat je me niet ziet, de hompen vlees in de weegschaal worden verkeerd afgelezen/ en overal liggen die naalden, is dit het eerbetoon of de aanklacht die eraan voorafging,/ ben ik getuige’. Kafka is niet ver weg. In het volgende gedicht verwijst de dichter naar Hendrika Hofhuis. Zij was de laatste persoon in Nederland die van hekserij werd beschuldigd en de waterproef moest ondergaan: ‘spring vrijwillig in het water, zink zelfstandig en kom weer boven’. Anna Göldi was dan weer de laatste vrouw in Europa die als heks werd geëxecuteerd. In ‘4. Terechtstelling’ wordt de nasleep onder woorden gebracht: ‘de dwaling toegeven kost altijd meer tijd/ dan de dwaling begaan hoelang de dwaling ook duurt’. Daarmee brengt Paalman actualiteit dit gedicht binnen: zal deze geëxecuteerde de laatste wel zijn? De spanning in ‘Het proces’ zit niet alleen in deze wrede geschiedenis die Paalman naar het heden doortrekt, maar ook in het perspectief dat zij hanteert. Zij gebruikt veelvuldig de je-vorm, waarmee ze de veroordeelde vrouwen aanspreekt, maar je voelt steeds sterker dat met ‘je’ ook de lezer aangesproken wordt. En als zij de ik-vorm hanteert lees je dit als een verplaatsing in positie van de slachtoffers, maar je kunt er soms evengoed de historicus Paalman in lezen. Ook in andere gedichten zitten perspectiefwisselingen en soms -vervagingen, wat bijdraagt aan een duistere spanning in de teksten.
Een reeks gedichten onder de titel ‘Wortels’ is gebaseerd op de dagboeken van Geertruide Kapteyn-Muysken (1855-1920). Hier verplaatst Paalman zich in het hoofd van deze publiciste en vrijdenkster en neemt zij letterlijke citaten op in de gedichten. Het perspectief is niet altijd eenduidig. De historicus en archivaris Paalman laat zich eveneens horen: ‘het archief blijkt een verzameling bezield gerezen bacteriën/ en wat zij op de valreep nog te zeggen hebben’. Van een andere orde is ‘Bewijs van vakmanschap’, waarmee zij Mary Quant, de uitvindster van de minirok, eert. Het gedicht is levendig en grappig: ‘als ik het voor het zeggen heb in mijn bovenbenen, waar hebben zij het voor het zeggen’.
Het gedicht ‘Dit geldt voor iedereen’ is indrukwekkend. Zeker als je het beluistert in de podcast De Verloren Tijd van Perdu, waarin Paalman een eerdere versie ervan voordraagt met muzikale ondersteuning. Het lange gedicht gaat over privacy, over afweersystemen, wapenbeheersing en dingen die niet verborgen mogen blijven. De sfeer is Kafkaësk. Zij wisselt geregeld van gezichtspunt waardoor de lezer zich soms wel, dan weer niet rechtstreeks aangesproken voelt en zij maakt gebruik van citaten waarin zij bijvoorbeeld definities aanhaalt over verschillende types van ontwapening. De citaten geven een gevoel van objectiviteit, maar meteen erna schakelt zij over op de ik-vorm:
Ik heb alles ingeleverd wat ik heb
nee, niet ik
we hebben alles ingeleverd wat we hebben
we luisteren goed naar de mobiele alerts
er is een theorie die stelt dat alle situaties en alle personen waarin en bij wie je ooit alert bent
geweest, op je hoede, ergens wordt opgeslagen en als zo’n situatie of persoon terugkeert – dat je dan dus altijd de herinnering hebt
aan alertheid
aan op je hoede zijn
ik zeg bewust niet: paniek
ik zeg: alertheid
ik zeg: op je hoede
en die herinnering aan alertheid zorgt dat je alert bent
zo wordt alertzijn dus iets onuitroeibaars
telkens als het verdwijnt komt het tevoorschijn in een herinnering
waardoor het er weer is buiten de herinnering
het is de brand die zichzelf sticht
de pyromaan die zichzelf met benzine overgiet
Dit gedicht gaat over onze tijd, maar de link naar heksenprocessen is snel gelegd. Het individu dat het aflegt tegen het systeem is universeel. Paalman maakt dit inzichtelijk aan de hand van verhalen van vrouwen die bewust vergeten zijn. Maar ook Aletta Jacobs, bekende arts en feministe, is het onderwerp van een gedicht. Paalman is er niet per se op uit deze vrouwen een stem te geven. Ik denk dat zij haar keuze baseerde op welke verhalen zij een extra dimensie kon geven door ze te verbinden met onze tijd. De geschiedenis, het leven van deze vrouwen, is haar beginpunt, maar als historicus is zij op zoek naar verschillende versies van gebeurtenissen. Geschiedenis is niet een objectief gegeven. Het is reflectie op onze tijd. Dat maakt Bewijs van bewaring tot actuele poëzie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten