Iedere roman van de Poolse Nobelprijswinnaar Olga Tokarczuk is bijzonder. Haar manier van vertellen en van een verhaal opbouwen is meestal afwijkend van wat in de Nederlandse literatuur gebruikelijk is. Daarom begrijp ik ook dat niet iedereen haar boeken waardeert. Het is anders dan wat de gemiddelde lezer gewend is te lezen. Haar nieuwste roman Empusion is vertaald door Karel Lesman. Het verhaal speelt aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. In het najaar van 1913 komt Mieczysław Wojnicz aan in een sanatorium in een afgelegen bergdorp in Silezië. De jongeman is door zijn vader vanuit Lemberg hierheen gestuurd. De speciale lucht, waarvan gezegd wordt gezegd dat die de zwaarste gevallen geneest, zal hem goed doen.
Hij logeert in een herenpension nabij het sanatorium, waar hij in contact komt met een aantal intellectuelen uit verschillend delen van Europa. Er wordt volop gefilosofeerd, waarbij het onderwerp vrouwen vaak voorbijkomt. Allerlei vrouwonvriendelijk clichés worden als nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen gepresenteerd. De opzet van het boek doet natuurlijk denken aan De Toverberg van Thomas Mann, wat ook op de achterflap vermeld staat. Het thema van een vreemdeling die in een bergdorp terecht komt, is vaker gebruikt. Voorbeelden zijn Vorst van Thomas Bernhard, De seizoenen van Maurice Pons en Schoonheid op aarde van Ramuz. In alle gevallen gebeuren er vreemde dingen in het dorp en richt de lokale bevolking zich tegen de vreemdeling. De roman van Tokarczuk zit ook vol geheimzinnige gebeurtenissen. Eén bewoner beweert geregeld dat het landschap dodelijk is, niet de gevaarlijke omgeving, maar meer het landschap als een personage dat er op uit is hem te doden.
Een dag nadat Mieczysław zijn intrek heeft genomen in het pension hangt de vrouw van de pensionhouder zich op. Deze pensionhouder, Wilhelm Opitz, reageert er nogal laconiek op en niet iedereen gelooft dat het zelfmoord was. Mieczysław hoort ’s nachts geluiden van de zolderverdieping komen, een soort koeren. Hij gaat op onderzoek uit en vindt de kamer van de overleden vrouw. Hij voelt zich sterk aangetrokken tot de ruimte en keert er vaak naar terug. De bewoners van het pension, naast de jongeman: een kunststudent, een theosoof, een classicus en een gymnasiumleraar, trekken geregeld onder leiding van Opitz de natuur in. Zij plukken paddenstoelen, waaronder hallucinogene kaalkopjes, en ontmoeten er de kolenbranders die in de bossen wonen. De confrontatie met zogenaamde Tuntschi doet Mieczysław huiveren. Dit zijn van mos en takken gemaakte vrouwenlichamen, ter bevrediging van de behoeften van de kolenbranders.
De pensionhouder biedt zijn bewoners dagelijks de lokale likeur aan, Schwärmerei. De drank heeft een uitzonderlijke uitwerking op zijn gasten, vanwege bepaalde speciale ingrediënten. Mieczysław heeft een zwak gestel, zoals alle gasten. Zijn vader wilde een soldaat van hem maken, maar Mieczysław was daar absoluut niet geschikt voor. Het zegt een afwijking te hebben en wenst zich zelfs voor de psychoanalytisch arts dokter Semperweiss niet geheel uit te kleden. Hij voelt zich vaak bespied. Eenmaal was hij in een hotel en vond tot zijn schrik een gaatje in de muur. “Dus toch! Het was geen obsessie. Mensen bespieden elkaar.”
Tokarczuk beschrijft de dagelijkse gebeurtenissen in het dorp op een hele rustige manier. Mieczysław en de andere patiënten wandelen, eten, kuren en discussiëren met elkaar. Zij zijn hier ter genezing maar eigenlijk zijn ze al ten dode opgeschreven. De artsen zijn positief, maar de dreigingen lees je voortdurend tussen de regels door, zowel een onbestemd gevaar vanuit het bos als de waarheid dat de mensen die hier naartoe komen feitelijke niet te genezen zijn. De samenhang met het jaar 1913 is niet te vermijden. Het is letterlijk herfst, maar ook het najaar van een tijdperk. Het oude Europa staat op het punt uiteen te vallen. Het lijkt erop dat Tokarczuk wil zeggen dat deze zieke mannen met hun soms zieke ideeën niet te genezen zijn en behoren tot het verleden.
Een opmerkelijk punt is dat ondanks de misschien hopeloze vooruitzichten de patiënten zich aan strikte regels moeten houden. De dagindeling ligt vast: kuren, slapen en eten. Drinken mag alleen medicinaal. Ondertussen houdt niemand zich aan deze voorschriften, men is hele nachten wakker en drinkt volop Schwärmerei. Ergens komt het schaakspel voorbij. Mieczysław moet weinig van het spel en de vaste loop der stukken hebben. “Hij vond het zonde om hun activiteiten te beperken tot het geruite bord, hen over te leveren aan een formeel amusement volgens strikte regels.”
In een cruciale scéne spreekt dokter Semperweiss zijn patiënt toe wanneer deze vraagt hoe het met hem gaat, alsof hij wacht op een vonnis. De dokter draait de vraag om en zegt “Mensen hebben hun ficties en geloven hetgeen zij met zichzelf overeen zijn gekomen.” Hij relativeert het ziek zijn en zegt dat het gros van onze belevingen niet in simpele categorieën vallen. “Ik raad u aan om uw eigen fictie te creëren, bijvoorbeeld de fictie dat u volmaakt ben.” Grappig is dat ik bij deze relatie dokter-patiënt meteen moest denken aan de relatie schrijver-lezer. Ook ik als lezer creëer uit deze roman van Tokarczuk mijn eigen fictie. De manier van schrijven van Torkarczuk lokt dit nadrukkelijk uit. Daarmee is Empusion een roman die uitermate geschikt is om in een leesclub te lezen en om over door te praten. In het laatste hoofdstuk gaat het tempo van de gebeurtenissen opeens enorm omhoog. De explosieve ontknoping lijkt een beetje op afraffelen. In een normale roman had ik een dergelijk einde verwacht, maar niet bij Tokarczuk. Dat is dan wel weer verrassend en het doet niets af aan de kwaliteiten van de roman.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten