dinsdag 19 januari 2021

Kira Wuck - Knikkerkoning


Kira Wuck schreef eerder twee poëziebundels en een verhalenbundel. Knikkerkoning is haar eerste roman, en meteen een hele goeie. Wuck heeft een Indonesische vader en een Finse moeder. In Knikkerkoning vertelt zij het verhaal van haar ouders. Het boek is opgedeeld in drie delen. Zij beschrijft in het eerste deel de jeugd van haar ouders. Daarna volgt het deel dat in Amsterdam speelt, waar zij elkaar in de jaren zeventig hebben ontmoet. Het laatste deel is geschreven vanuit de kleine Jane, die opgroeit in deze merkwaardige omgeving. Het verhaal is autobiografisch, met hier en daar natuurlijk wat literaire aanpassingen. Achterin zijn twee foto’s opgenomen: een van de bruiloft in 1977 en een met Jane (Kira) in 1984. Niet lang daarna stierf haar moeder.

 

Anne en Otto hadden beiden een bijzondere en heftige jeugd. Dit verklaart grotendeels het gedrag met allerlei ontsporingen tijdens hun latere levens. In het eerste deel van Knikkerkoning schakelt Wuck tussen Anne die in een klein dorp in Finland opgroeit en Otto die in een christelijke dorpje in Nederland groot wordt. Haar stijl is krachtig en kaal. Het hele verhaal is geschreven in de tegenwoordige tijd en is bij vlagen wrang humoristisch. De zinnen zijn kort, net als de alinea’s en de paragrafen kort zijn. Zij registreert soms bijna als een opsomming wat Anne en Otto en later Jane meemaken. 

 

Anne groeit vrij eenzaam op. Haar vader is een sjacheraar met grote verhalen maar hij komt niet tot daden. Als zij een kind is gaat hij al elders wonen. Anne’s moeder is een zachte vrouw die het beste met haar voor heeft, maar haar niet begrijpt. Anne leert goed op school en haar moeder stippelt voor haar een schoolcarrière uit. Anne wil liever actrice worden. De grote vrees van haar moeder is oorlogshonger “Wie eet die overleeft”, is haar motto. 

 

Anne hoopt dat haar vader terug naar huis zal komen. Soms ziet zij hem. Hij neemt haar dan mee uit. “Op een winterdag neemt haar vader Anne mee naar een tankstation. Terwijl hij muntjes in een speelautomaat gooit, drinkt zij mierzoete limonade uit een flesje.” Papa is boos op de automaat. Anne vraagt wanneer hij weer naar huis komt. Hij schept op over al zijn klanten, maar zijn busje ligt nog vol met onverkoopbare spullen. Zij heeft haar vader hard nodig. Hij heeft geen idee. Op latere leeftijd pikt zij de pillen van haar moeder en voelt zich prettig. Zij gaat uit met jongens waarvan zij denkt dat het haar vrienden zijn. Ze drinkt steeds meer en het dorp benauwd haar. Zij gaat op vakantie naar Nederland met het doel weg te blijven. In Amsterdam vindt zij de vrijheid die zij zocht.

 

Otto’s moeder overlijdt als Otto nog jong is. Het grote gezin blijft achter met een vader die over zijn kinderen heerst alsof hij nog in het leger zit. Hij was een militair bij de KNIL. Vrij snel hertrouwt hij met een christelijke vrouw, die zelf ook een paar kinderen inbrengt. Voortaan wordt er gebeden voor het eten en gaat het gezin op zondag naar de kerk. Otto’s oudste broers zaten in een pleeggezin, maar komen nu weer thuis wonen. Ze zijn mager geworden. “Fijn dat ze daar echte mannen van jullie gemaakt hebben, zegt vader. Hij leunt achterover in zijn stoel en zet de televisie op een sportzender, met het geluid uit. Dan pakt hij de lievelingspop van Dina en gaat er met zijn volle gewicht bovenop zitten. Daar ben je toch veel te oud voor? zegt hij. Meisjes zoals jij spelen niet meer met poppen maar helpen in de keuken.”

 

Otto wordt vaak gestraft door zijn vader, ook als hij niets gedaan heeft. Zijn vader laat hem een keer als straf een pot sambal leegeten. Hij lijkt daar zelfs van te genieten. Hij is een sadist. Soms zet Wuck het wel erg dik aan. Otto heeft een kauwtje gevonden. Hij voedt het beestje op en als hij de straat op gaat volgt de kauw hem. De vogel is zijn enige vriend. Otto weet dit geheim te bewaren, maar je voelt natuurlijk al aankomen dat het verkeerd zal aflopen met de kauw. 

 

Zijn vader terroriseert zijn gezin maar hij heeft zelf natuurlijk ook vreselijke dingen meegemaakt. Dat maakt de situatie zo uitzichtloos. De kinderen weten niet hoe gauw ze het huis uit moeten vluchten zodra ze een beetje volwassen zijn. Otto verlaat zonder iemand in te lichten het huis en gaat naar Amsterdam.

 

De ontmoeting tussen Anne en Otto in Amsterdam is geen romantisch sprookje. Zij komen door toeval bij elkaar terecht en proberen er iets van te maken. Dat lukt wonderwel. Wuck beschrijft intens de manier van leven, zoals velen dat meemaakten in Amsterdam in de jaren zeventig. De stad zat vol met jongens en meisjes die het ouderlijk huis waren ontvlucht en op zoek waren naar vrijheid. Zij laat de donkere kanten van de stad zien: drank en drugs, goeroes die jongeren de weg wijzen, misbruik, verrotte kraakpanden, niks te eten en geweld. Ondanks de ellende – Anne is steeds vaker totaal laveloos en gaat geheel haar eigen gang – toont Wuck ook de mooie kanten van deze manier van leven. 

 

De twee hadden zeker talenten en mogelijkheden. Otto had nauwelijks een opleiding gevolgd maar hij was slim. Een heleboel dingen kon hij goed: gitaar spelen, aan brommers knutselen, schaken (en knikkeren). Anne was erg intelligent en las veel. Zonder haar drankverslaving zou zij zich goed kunnen redden.

 

Otto speelt graag gitaar op straat. Like a rolling stone is zijn lijflied. Wanneer hij het speelt raakt hij snel in contact met andere mensen. Het nummer verwoordt precies hun manier van leven. Er zit iets dubbelzinnigs in. Anne en Otto zijn gevlucht omdat zij thuis geen liefde kregen. In de hippie-scene is liefde de verbindende schakel, maar angst overheerst vaak. Wuck omschrijft dit gevoel heel sterk tijdens een ontmoeting tussen twee meisjes. Het ene meisje biedt troost aan een ander die er als een junkie uitziet en de weg kwijt is. “Toch zit er onder die zelfverzekerde blik dezelfde angst die iedereen verteert. De angst om nergens bij te horen. Om niet genoeg lief te hebben in een tijd waarin liefde op elke straathoek ligt uitgestald.”

 

Dit is de rode draad in het boek: ergens bijhoren, een onderdeel zijn van bijvoorbeeld een gezin. Anne’s verlangde naar een vader die thuis was. Otto’s vader was getraumatiseerd; Otto miste zijn moeder enorm. De beide gezinnen boden hen geen liefde of bescherming. Eigenlijk vinden zij dit ook niet in Amsterdam. Het alternatief - samenleven in een kraakpand, leven tussen de slapers in het Vondelpark - lijkt aantrekkelijk, maar geeft uiteindelijk te weinig binding. 

 

In het derde deel is Jane geboren. Otto en Anne zijn zelf een gezin geworden. De verhalen van hun jeugd keren terug in de beleving van Jane. Ongetwijfeld hadden zij de beste bedoelingen met hun opvoeding, maar het is lastig je eigen trauma’s buiten spel te zetten. Heel mooi laat Kira Wuck dit dilemma zien. Ik merk dat ik tijdens deze beschrijving als vanzelf het boek geheel autobiografisch opvat. Dat is niet helemaal terecht. Wat Kira Wuck in Knikkerkoning juist goed demonstreert – in een nauwkeurige stijl die nergens overdadig wordt - zijn de onderliggende mechanismen van jeugdtrauma’s die worden doorgegeven op een volgende generatie en hoe moeilijk deze te doorbreken zijn. Dit is een universeel thema, niet gebonden aan de eigen ouders.

Geen opmerkingen: