Begin vorig jaar verscheen De zin van het leven ben je zelf, het boek dat Anton Slotboom al bijna af had toen Jules Deelder op 19 december 2019 overleed. Hij moest het herschrijven. Het boek is een mooi eerbetoon geworden aan een van de meest eigenzinnige en markante inwoners die de stad Rotterdam heeft gekend.
Dat Jules Deelder niet vergeten is blijkt onder andere uit het grote aantal mensen dat op sociale media een jaar na zijn overlijden van zich liet horen: met foto’s herinneringen en soms hele persoonlijke verhalen. Slotboom peilde met het boekje Beter opbranden dan uitdoven deze stemming een jaar na de dood van Deelder. Hij koos er bewust voor niet dezelfde mensen aan het woord te laten die hij eerder sprak voor zijn eerste boek over zijn held. Aan het woord komen onder anderen Hans Dulfer, Tom Lanoye, Koos van Dijk (de manager van Herman Brood) en Roland Vonk.
De meeste mensen die Slotboom sprak zijn nog steeds wat van slag. Deelder liet een gat achter in Rotterdam. Deelder had stijl, maar was ook onvoorspelbaar. Niet alleen kon hij op zijn eigen verjaardagsfeestje gewoon uren te laat komen omdat hij in gesprek was met een paar Polen in Schorem, ook kon hij als fanatiek verzamelaar van bijzondere jazzplaten heel laconiek reageren als een elpee tijdens een set verloren ging: “het is maar spul”. Bertus Barbier van Schorem verwoordt – in het leukste interview uit het boek – als volgt zijn bewondering voor Deelder: “zonder vooroordelen had hij tóch altijd een mening – waar hij dan ook altijd achter bleef staan." Hij mist hem ook, omdat hij zich vaak afvraagt wat hij van iets zou hebben gevonden, bijvoorbeeld over de Corona-crisis en de maatregelen die daaruit voort zijn gekomen. Hij was onvoorspelbaar. We weten het niet. “De kans is groot dat hij een hoogst originele kijk op deze kwestie had.”
Mooi is ook het eerste interview uit de bundel, met Hans Dulfer, ook wel Hans Amsterdammer genoemd door Deelder. Zij ontmoetten elkaar voor het eerst in 1964 in café Anna op het Noordereiland. Dulfer trad veel op in Rotterdam. Hij beweert zelfs dat hij meer heeft gespeeld in Rotterdam dan in Amsterdam. Tijdens die optredens in de jaren zestig stond Deelder soms door de muziek heen te schreeuwen. Normaal heeft Dulfer een hekel aan zulk gedrag, maar hij hoorde wel gelijk dat het een bijzondere vent was die daar stond te schreeuwen. Zij werden vrienden, maar Deelder hield niet echt van de muziek die hij speelde, te veel beat.
Beter opbranden dan uitdoven is een aardig boek en een mooie aanvulling op Slotbooms grote boek De zin van het leven ben je zelf. Natuurlijk hebben de gesprekken een sfeer van dood en nostalgie, maar dat hoort bij een dergelijk herdenkingsboek. Tot besluit citeer ik de flaptekst waarin Jules Deelder zelf een helder oordeel geeft op zijn eigen onvermijdelijke dood. “De dood, ik ben er ook niet bang voor. In zekere zin is het ook wel een verlossing, natuurlijk, je ego verdwijnt, je laat je lichaam achter. Maar ik leef toch vooral in het heden. Dat kan ik iedereen aanraden. Want het heden is eeuwig. Toch?”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten