Er zijn schrijvers die in de loop van hun schrijfcarrière nooit meer hun debuut overtreffen of waarover bij ieder nieuw boek wordt gezegd dat zijn of haar eerdere werk toch eigenlijk beter was. Bij Esther Gerritsen is haast het omgekeerde het geval. Ieder nieuw boek is beter dan het voorgaande. De terugkeer is nu al een hoogtepunt uit haar oeuvre. Ik zal proberen duidelijk te maken waarom ik dat vind; maar eerst het verhaal.
“Op een hete zomerdag, eenentwintig jaar geleden, kroop de vader van Max, drieënzestig jaar oud, in zijn onderbroek naar de koelkast.” Zo luidt de eerste zin van deze roman. In dit korte openingshoofdstuk is Max negen jaar oud. Zijn zusje Jennie is een paar jaar jonger. Hun vader Gerrit is zwaar depressief. Hij ligt hele dagen op de bank en is alleen met de grootste inspanning in staat zich bijvoorbeeld naar de koelkast te verplaatsen. Johanna, de moeder, verdraagt de depressie van haar man nauwelijks.
Het volgende hoofdstuk speelt eenentwintig jaar later. Vanaf hier verloopt het verhaal chronologisch. Gerrit heeft zelfmoord gepleegd niet lang na de scène met de koelkast. Johanna woont een groot deel van het jaar op Ibiza met haar nieuwe vriend. Jennie is verhuisd naar Groningen. Max is in de buurt blijven wonen. Hij is getrouwd en heeft één kind. Gebeurtenissen uit het verleden spelen op wanneer Johanna voorgoed terugkeert in haar huis en Alzheimer blijkt te hebben. Haar vriend laat haar vallen. Voor Jennie is dit aanleiding om haar al lang sluimerende twijfel over de zelfmoord van haar vader uit te spreken. Zij wil een onderzoek.
In de verwikkelingen die volgen weet Gerritsen een bijzondere spanning op te bouwen. Is de twijfel van Jennie terecht of is het weer een uiting van haar vaak hysterische gedrag? Je leert de broer en zus goed kennen door hun manier van reageren op elkaar. Max is erg in zichzelf gekeerd. Hij houdt van eenvoud en duidelijkheid. Wanneer het emotioneel te heet onder zijn voeten wordt zwijgt hij of loopt hij gewoon weg. Jennie is behoorlijk eigenwijs en was als kind vaak driftig. De broer en zus zijn net als de overige karakters in het boek een beetje nare, maar wel levensechte mensen. Net als in veel werk van Gerritsen nodigen de personages niet uit tot identificeren.
Het zijn wel complexe personages. Max lijkt wat eendimensionaal autistisch, maar bijvoorbeeld de manier waarop hij zijn gevoelens probeert af te stompen door tegen zijn zin in hele akelige films te bekijken, zegt veel over zijn karakter. Hij is niet gevoelloos, maar zoekt juist een manier om gevoelloos te worden. Zo zitten er heel veel scènes in het boek waar Jennie en Max net even ander gedrag laten zien dan je zou verwachten. Het kundige van Gerritsen is dat zij de lezer een ogenschijnlijk eenvoudig personage toont, maar dat je gestaag beseft dat er veel meer in zo’n personage zit. Daarbij komt dat Gerritsen zelden moeilijke woorden gebruikt of aan het psychologiseren slaat wanneer zij een emotioneel ingewikkelde situatie beschrijft. Dit is schrijven ver voorbij de trucjes. Hetzelfde geldt voor de perspectieven die zij hanteert. De overgangen van het ene perspectief naar het andere verlopen heel vloeiend en ogenschijnlijk simpel. Niet alleen schrijft zij vanuit de moeder en vanuit de twee kinderen, ook de dode vader is een karakter dat vanuit een hiernamaals dingen waarneemt en commentaar levert. “Zijn dierbaren lijken op elkaar. Alle drie proberen ze oprecht niet te liegen. Als de waarheid hen in problemen brengt moeten ze die aanpassen. Alles wat ze zeggen moeten ze zelf geloven.”
Een volgend sterk punt in De terugkeer is de manier waarop Gerritsen de lezer in een situatie laat vallen. Er zijn moderne schrijvers die, om de lezer in spanning te houden, een verhaal omstandig beginnen met het beschrijven van allerlei details. Pas na een paar pagina’s weet je wie er denkt of spreekt en waar het verhaal zich afspeelt. Gerritsen doet het omgekeerde. In veel van de korte hoofdstukken laat zij in een van de eerste zinnen al weten wat er aan de hand is. Iemand is bijvoorbeeld abrupt vertrokken. Of zij noemt direct wat er op een dag belangrijk is. Deze directheid levert geen verlies aan spanning op. Mooi is dat zij hier ook net het omgekeerde doet van wat je tijdens schrijfopleidingen vaak leert: de lezer langzaam in een verhaal trekken. Gerritsen zegt juist meteen waar het op staat. Het boek krijgt daarmee een enorme vaart. Het viel niet mee het af en toe opzij te moeten leggen.
Ik vertel niet te veel over de verwikkelingen die na de twijfel van de zus ontstaan. Max hoort de vragen van zijn zus liever niet. Een oom die zich nu over Johanna ontfermd is voor iedereen behulpzaam, maar maakt zich in de ogen van Jennie ook verdacht. Het blijft tot het einde toe spannend. Na het uitlezen van het boek las ik de eerste hoofdstukken nog eens na en vond daar al kleine aanwijzingen voor de ontknoping. Maar De terugkeer alleen een spannend boek noemen, daar doe ik het zeer tekort mee. Ik vergeet bijna te vermelden dat het ook humoristische passages bevat. Ik moest althans vaak grinniken om het wat onderkoelde sarcasme van Gerritsen. “Het gemak waarmee Max en Nora elkaar hadden gevonden en de snelheid waarmee ze een gezin waren geworden, weerspraken elke realistische verwachting. Het had tot gevolg dat ze beiden ontsnapt dachten te zijn aan de stugheid van het bestaan.” Je voelt in deze twee zinnen al het drama waarin zij verzeild zullen raken.
Wanneer de moeder in een verzorgingshuis terecht komt en uit het raam kijkt, zegt zij dat je ver kunt kijken hier. “Max denkt dat als je ergens niet ver kunt kijken, het hier is, het einde is dagelijks in zicht.” Zo staan er veel zinnen in dit boek waarmee Gerritsen kort en krachtig een situatie beschrijft. Johanna heeft besef van haar beginnende dementie. “Johanna krijgt het warm, beseft dat zij iets verkeerd heeft gedaan, maar weet niet wat. Ze heeft een vage notie van een schemeruur waarin ze met iets rondliep en het niet kwijt kon. Als een droom waarin je niet vooruitkomt, maar dan één waarin je je handen vol hebt en niet weet waar het te laten.”
De thematiek van De terugkeer lijkt zwaar - de dood, herinneringen, dementie, vergankelijkheid - maar dat valt tijdens het lezen nogal mee. Door de spanning, de krachtige stijl en de hier en daar sarcastische humor is het in alle opzichte een gelaagde roman. Zelfs een dode laten meespelen vanuit het hiernamaals, iets wat ik bij voorbaat misschien wat kinderachtig zou vinden, pakt verrassend goed uit. Gerrit blikt terug op zijn leven en concludeert. “Dood zijn is zoveel beter dan dood willen zijn.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten