Waar ik liever niet aan denk is de tweede roman van Jente Posthuma. Aan de buitenkant ziet het boek er evenals de eersteling uiterst mooi en verzorgd uit. Over de binnenkant kan hetzelfde gezegd worden. Het verhaal gaat over een tweeling. De vrouw beschrijft het leven van haar tweelingbroer die zelfmoord pleegt. De twee waren een groot deel van hun leven onafscheidelijk. Zij vulden elkaar feilloos aan, maar de verschillen werden steeds duidelijker zichtbaar. Zij raakt de greep op haar broer kwijt.
Het boek is samengesteld uit kleine hoofdstukken, soms slechts een halve pagina groot. Hoewel het verhaal chronologisch is opgebouwd, met het nodige vooruit- en achteruit blikken, kun je een los stuk ook als apart verhaal lezen, als een zkv of zelfs een gedicht. Eigenlijk zit alles wat Posthuma hier schrijft goed in elkaar, er zitten geen zwakke momenten in het boek.
Haar tweelingbroer is net iets ouder dan zij. Zijn omgeving ziet hem als leider en zelf ziet hij dat ook zo. “Mijn zoon kan alles, zei mijn moeder vaak. Hij gaat later iets bijzonders doen.” Hij is een waaghals. In feite veracht hij het leven. Als kind zien zij een item over waterboarden op televisie. De twee slaan zelf aan het experimenteren. Haar broer gaat net iets verder dan zij wil. Zo gaat het vaker. Broer heeft de leiding, zus luistert ademloos als hij iets vertelt, maar broer toont geen interesse in iets wat zij bedenkt of mooi vindt. Hij is een egoïst, maar misschien niet opzettelijk. Hij gaat altijd vol voor waar hij voor kiest en laat zich dan niet afleiden.
Jenthema onderzoekt hun relatie uitvoerig en gedetailleerd. Het is een familieverhouding, maar het heeft vaak de trekken van een liefdesrelatie en zij schetst hiermee meteen een scherp portret van een algemene man-vrouw verhouding. ”Hij was langer dan ik, maar tegen hem zeiden mensen nooit: Wat ben je groot. Of: Mogen we vragen hoe lang je bent, we hebben namelijk een weddenschap lopen. Op alle mogelijke manieren deed ik mijn best om te krimpen. Ik was sportief en leerde gemakkelijk, maar zorgde dat ik op school nergens in uitblonk, omdat ik op die manier meer vrienden had. Als ik in een vrolijke bui het middelpunt van de belangstelling was geweest, schaamde ik me achteraf. Mijn broer kreeg juist waardering als hij zich liet gelden, vooral tijdens gym, dus stond hij elke ochtend een uur eerder op dan ik om zijn sit-ups en halteroefeningen te doen. Terwijl ik mijn best deed te krimpen werd hij steeds breder.”
Zij verhuizen beiden naar Amsterdam. Hij werkt na zijn afgebroken studie fulltime in een nachtcafé, zij werkt in een kledingzaak en start later haar online winkel. Zij wonen tegenover elkaar, ieder aan een kant van een park. Hij woont een tijd samen met Marcel, die hem aan de yoga krijgt, maar hun relatie houdt geen stand. Zij woont samen met Leo, een brave man, maar in feite staat haar broer een diepe verbondenheid met Leo in de weg, ook na zijn dood. De hele vertelling is een kroniek van een aangekondigde dood. Al in zijn jeugd verachtte de broer het leven. De drang naar er niet-zijn had hij al heel jong, ondanks zijn aanwezigheid en dadendrang. Misschien juist daarom: als het je niet uitmaakt kun je alles doen en ook net zo goed een tijdje in Zuid-Amerika gaan wonen en je zus in het ongewisse laten wanneer je terugkeert. Misschien moest hun relatie door hem wel verbroken worden om uit het leven te kunnen stappen?
Natuurlijk is het thema zwaar, maar Posthuma heeft een manier van schrijven waarmee zij drama en relativering, betrokkenheid en afstand goed weet te combineren. Ik kan mij volledig inleven in de ik-figuur, waarbij helpt dat zij ook zichzelf analyseert. “Al mijn pogingen tot een oppervlakkig gesprek eindigen in ongemakkelijkheid. Ik heb een talent voor het aansnijden van ongemakkelijke onderwerpen.” Zo’n observatie sluit precies aan bij eerdere scenes en zij verwoordt eigenlijk wat ik zelf al had bedacht. Ik moet daar dan in stilte om lachen, maar misschien is de opmerking helemaal niet grappig bedoeld.
Mooi is dat Posthuma de dood van de broer niet heel nadrukkelijk als breuk in het boek presenteert. De tekst is heel gelijkmatig en zijn dood is er al op de eerste pagina aanwezig. Dit maakt denk ik ook dat Waar ik liever niet aan denk een boek is waar je willekeurig zo nu en dan een paar pagina’s van kan herlezen. Tot besluit een mooi citaat uit dit prachtige boek.
‘Hij zei dat hij er in verschillende therapieën achter was gekomen dat hij niet aan het leven hechtte. Als kind vond hij het al geen probleem om te sterven. Als je dood bent mis je toch niets. Hij hechtte niet aan zijn eigen aanwezigheid in de wereld en ook niet aan de aanwezigheid van anderen. Niet echt.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten