vrijdag 10 augustus 2018

Lidewijde Paris – Hoe lees ik korte verhalen?


Na het lezen van Hoe lees ik? heb ik meteen het dit jaar verschenen Hoe lees ik korte verhalen? gelezen. Om een misverstand uit de wereld te helpen. De ‘ik’ in de titel verwijst naar Lidewijde Paris. Zij schrijft dus niet voor hoe ik moet lezen. Snapt u het nog? Aan de hand van veertien korte verhalen laat zij zien hoe zij deze verhalen interpreteert. Hiervoor gebruikt zij begrippen/gereedschappen als perspectief, focalisatie, beeldspraak, metafoor en dergelijke.

In haar vorige boek gebruikte Paris zowel fragmenten als volledige verhalen. Op verzoek van haar lezers staan er in dit boek uitsluitend hele verhalen. Door haar enthousiaste analyses hoopt zij dat de lezer met meer plezier en meer inzicht deze en andere verhalen zal lezen. Zij slaagt hier uitstekend in, mede door de keuze van de verhalen. Stuk voor stuk behoren de werken van deze auteurs tot de wereldliteratuur. Ik kende veel schrijvers van naam, maar had bijna geen verhaal eerder gelezen.

Het boek is opgezet als een soort studieboek. Na een flinke aanloop behandelt Paris per hoofdstuk een literair verschijnsel, verduidelijkt zij dit aan de hand van twee verhalen en geeft zij de lezer een aantal opdrachten mee. Meteen zegt zij erbij dat sommige verschijnselen in bijna elk literair werk zijn terug te vinden. De eerste twee hoofstukken zijn hieraan gewijd. Het gaat om: ‘show en tell’ en ‘perspectief en focalisatie’. In latere hoofdstukken behandelt zij meer specifieke verschijnselen, zoals het ‘geweer van Tsjechov’. Het is een indeling die mank gaat, maar dat stoort niet bij het lezen. Tsjechovs geweer betekent dat aan het begin van een verhaal ergens naar verwezen wordt of iets benoemd wordt dat bijna noodzakelijk later in het verhaal terugkeert: geweer tonen = later een moord begaan. Paris schaart dit onder de verschijnselen die niet altijd aanwezig zijn, maar ondertussen lees je het in al haar gekozen verhalen terug. Dat vind ik grappig.

Hoe meer hoofdstukken je gelezen hebt, op hoe meer verschijnselen je gaat letten bij het lezen. Met name spiegelingen en contrasten ging ik overal zien. Eenmaal werd ik door de opdrachten horendol van een verhaal, namelijk het verhaal ‘Bestraling’ van David Leavett. Hier zaten zoveel focalisatiewisselingen in, dat ik het verhaal niet meer kon volgen. Achteraf vroeg ik mij af of ik zonder de uitleg het verhaal meer had kunnen  waarderen. Ik zal het nooit weten. Ook is het de vraag of de hoeveelheid wisselingen iets zegt over de kwaliteit van een verhaal. Dit is een beetje een non-vraag. Alles hangt af van de schrijver. Iemand die niet kan schrijven zal door het hanteren van een geschikt aantal wisselingen niet opeens een groot schrijver worden.

Het verhaal dat mij het meest heeft beziggehouden is ‘Jaloezie’ van Teffi (1872-1952). Haar echte naam was Nadezhda Alexandrovna Lokhvitskaya. Zij kwam uit een gegoede familie en schreef poëzie, toneel en korte verhalen. Zij was in Rusland met name bekend om haar humoristische verhalen, zoals zij deze schreef voor het tijdschrift Satiricon. Na de Russische Revolutie moest zij vluchten. Zij kwam terecht in Parijs, waar een grote Russische gemeenschap bestond. Zij schreef soms voor emigrantentijdschriften, maar verwierf geen groot lezerspubliek. Later werd veel van haar werk vertaald in het Engels. Onlangs zijn bij uitgeverij Pegasus haar herinneringen in Nederlandse vertaling uitgekomen.

Het verhaal ‘Jaloezie’ komt uit 1916 en heeft Paris speciaal voor deze uitgave laten vertalen. De hoofdpersoon is de zevenjarige adellijke Liza. De eerste zin luidt: “Vanaf de vroege ochtend hing er onheil in de lucht.” Zij benoemt de blauwe kleur van haar sokken: de kleur van de dood. Liza verkeert met een aantal ondergeschikten: de kinderjuf en Stesja, de dochter van de kokkin. Liza krijgt niet meteen haar zin en haat Stesja, die haar blauwe doekje heeft gestolen. Later vliegt er een meikever tegen Liza’s hoofd. Zij schrikt en wordt getroost door de juf.

Het korte verhaal zit vol verwijzingen en symboliek. Paris wijdt er meer pagina’s aan dan het verhaal zelf lang is. Zij schrikt daar zelfs een beetje van. Zij komt halverwege haar analyse uit bij de Russische Revolutie. Zelf had ik dit meteen als achtergrond gelezen. De eerste zin is al een verwijzing naar het communisme: de dageraad! Ik las in het schijnbaar simpele verhaal heel duidelijk de klassenstrijd. Stesja heeft haar blauwe doekje afgepakt. Het is 1916, de revolutie staat op uitbreken. Liza vindt dat zij te weinig aandacht krijgt en stelt zich behoorlijk aan. Nu wordt zij nog getroost, maar de tijden veranderen. Wacht maar tot wat er komen gaat. Er hangt onheil in de lucht.

Heel leuk is dat Paris haar analyse heel anders begint en tot een massa inzichten komt waar ik nooit aan gedacht had. Meningen verschillen en wat iemand opvalt in een verhaal kan enorm verschillen van wat iemand anders in een verhaal leest. ‘Jaloezie’ is werkelijk een uitstekend verhaal om lang over door te praten. Dit is de kracht van ‘Hoe lees ik korte verhalen?’ Het zet je aan om na te denken tijdens en na het lezen. Voor mij is dat een verrijking. Hoewel, ik ben net begonnen in de nieuwe prachtige bundel van Merijn de Boer. Op iedere pagina zie ik nu geweren van Tsjechov en spiegelingen. Een beetje ontwennen kan geen kwaad.

Tot slot, de grootste winst van ‘Hoe lees ik korte verhalen?’ is dat ik een aantal mooie  ontdekkingen heb gedaan. Saki, Stuart Dybek, en Etgar Keret zijn schrijvers die ik niet kende en waar ik zeker meer van wil lezen. Ook moet ik tot mijn schaamte  bekennen nog maar weinig van Virginia Woolf gelezen te hebben. Ik zal het snel proberen goed te maken.

Geen opmerkingen: