Na het lezen van Hoe lees ik? heb ik meteen het dit jaar verschenen Hoe lees ik korte verhalen? gelezen. Om een misverstand uit de wereld te helpen. De ‘ik’ in de titel verwijst
naar Lidewijde Paris. Zij schrijft dus niet voor hoe ik moet lezen. Snapt u het
nog? Aan de hand van veertien korte verhalen laat zij zien hoe zij deze
verhalen interpreteert. Hiervoor gebruikt zij begrippen/gereedschappen als perspectief,
focalisatie, beeldspraak, metafoor en dergelijke.
In haar
vorige boek gebruikte Paris zowel fragmenten als volledige verhalen. Op verzoek
van haar lezers staan er in dit boek uitsluitend hele verhalen. Door haar
enthousiaste analyses hoopt zij dat de lezer met meer plezier en meer inzicht
deze en andere verhalen zal lezen. Zij slaagt hier uitstekend in, mede door de keuze
van de verhalen. Stuk voor stuk behoren de werken van deze auteurs tot de
wereldliteratuur. Ik kende veel schrijvers van naam, maar had bijna geen
verhaal eerder gelezen.
Het boek is
opgezet als een soort studieboek. Na een flinke aanloop behandelt Paris per
hoofdstuk een literair verschijnsel, verduidelijkt zij dit aan de hand van twee
verhalen en geeft zij de lezer een aantal opdrachten mee. Meteen zegt zij erbij
dat sommige verschijnselen in bijna elk literair werk zijn terug te vinden. De
eerste twee hoofstukken zijn hieraan gewijd. Het gaat om: ‘show en tell’ en
‘perspectief en focalisatie’. In latere hoofdstukken behandelt zij meer
specifieke verschijnselen, zoals het ‘geweer van Tsjechov’. Het is een indeling
die mank gaat, maar dat stoort niet bij het lezen. Tsjechovs geweer betekent
dat aan het begin van een verhaal ergens naar verwezen wordt of iets benoemd
wordt dat bijna noodzakelijk later in het verhaal terugkeert: geweer tonen =
later een moord begaan. Paris schaart dit onder de verschijnselen die niet
altijd aanwezig zijn, maar ondertussen lees je het in al haar gekozen verhalen
terug. Dat vind ik grappig.
Hoe meer
hoofdstukken je gelezen hebt, op hoe meer verschijnselen je gaat letten bij het
lezen. Met name spiegelingen en contrasten ging ik overal zien. Eenmaal werd ik
door de opdrachten horendol van een verhaal, namelijk het verhaal ‘Bestraling’ van
David Leavett. Hier zaten zoveel focalisatiewisselingen in, dat ik het verhaal
niet meer kon volgen. Achteraf vroeg ik mij af of ik zonder de uitleg het
verhaal meer had kunnen waarderen. Ik
zal het nooit weten. Ook is het de vraag of de hoeveelheid wisselingen iets
zegt over de kwaliteit van een verhaal. Dit is een beetje een non-vraag. Alles
hangt af van de schrijver. Iemand die niet kan schrijven zal door het hanteren
van een geschikt aantal wisselingen niet opeens een groot schrijver worden.
Het verhaal
dat mij het meest heeft beziggehouden is ‘Jaloezie’ van Teffi (1872-1952). Haar
echte naam was Nadezhda Alexandrovna Lokhvitskaya. Zij kwam uit een gegoede
familie en schreef poëzie, toneel en korte verhalen. Zij was in Rusland met
name bekend om haar humoristische verhalen, zoals zij deze schreef voor het
tijdschrift Satiricon. Na de Russische Revolutie moest zij vluchten. Zij kwam
terecht in Parijs, waar een grote Russische gemeenschap bestond. Zij schreef soms voor emigrantentijdschriften, maar verwierf geen groot lezerspubliek. Later
werd veel van haar werk vertaald in het Engels. Onlangs zijn bij uitgeverij
Pegasus haar herinneringen in Nederlandse vertaling uitgekomen.
Het verhaal
‘Jaloezie’ komt uit 1916 en heeft Paris speciaal voor deze uitgave laten
vertalen. De hoofdpersoon is de zevenjarige adellijke Liza. De eerste zin
luidt: “Vanaf de vroege ochtend hing er onheil in de lucht.” Zij benoemt de
blauwe kleur van haar sokken: de kleur van de dood. Liza verkeert met een aantal
ondergeschikten: de kinderjuf en Stesja, de dochter van de kokkin. Liza krijgt
niet meteen haar zin en haat Stesja, die haar blauwe doekje heeft gestolen.
Later vliegt er een meikever tegen Liza’s hoofd. Zij schrikt en wordt getroost
door de juf.
Het korte
verhaal zit vol verwijzingen en symboliek. Paris wijdt er meer pagina’s aan dan
het verhaal zelf lang is. Zij schrikt daar zelfs een beetje van. Zij komt
halverwege haar analyse uit bij de Russische Revolutie. Zelf had ik dit meteen
als achtergrond gelezen. De eerste zin is al een verwijzing naar het
communisme: de dageraad! Ik las in het schijnbaar simpele verhaal heel
duidelijk de klassenstrijd. Stesja heeft haar blauwe doekje afgepakt. Het is
1916, de revolutie staat op uitbreken. Liza vindt dat zij te weinig aandacht krijgt en stelt zich behoorlijk aan. Nu wordt zij nog getroost, maar
de tijden veranderen. Wacht maar tot wat er komen gaat. Er hangt onheil in de
lucht.
Heel leuk
is dat Paris haar analyse heel anders begint en tot een massa inzichten komt
waar ik nooit aan gedacht had. Meningen verschillen en wat iemand opvalt in een
verhaal kan enorm verschillen van wat iemand anders in een verhaal leest. ‘Jaloezie’ is werkelijk een uitstekend
verhaal om lang over door te praten. Dit is de kracht van ‘Hoe lees ik korte
verhalen?’ Het zet je aan om na te denken tijdens en na het lezen. Voor mij is
dat een verrijking. Hoewel, ik ben net begonnen in de nieuwe prachtige bundel
van Merijn de Boer. Op iedere pagina zie ik nu geweren van Tsjechov en
spiegelingen. Een beetje ontwennen kan geen kwaad.
Tot slot, de
grootste winst van ‘Hoe lees ik korte verhalen?’ is dat ik een aantal
mooie ontdekkingen heb gedaan. Saki, Stuart
Dybek, en Etgar Keret zijn schrijvers die ik niet kende en waar ik zeker meer
van wil lezen. Ook moet ik tot mijn schaamte
bekennen nog maar weinig van Virginia Woolf gelezen te hebben. Ik zal
het snel proberen goed te maken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten