Het lezen van Vestdijk gaat bij mij gestaag door. Iedere twee weken lees ik wel een roman van Vestdijk, een van de grootste Nederlandse schrijvers van de twintigste eeuw. Tot nu toe is nog geen enkele roman van hem tegengevallen. Een moderne Antonius is geschreven in 1959, de eerste druk is van november 1960. Het is een eigentijdse roman, licht gebaseerd op de legende van de Heilige Antonius, die werd bezocht door demonen die hem trachtten te verleiden. In de roman van Vestdijk komen veel demonen, in de vorm van groene duiveltjes, voor. Deze en andere, grootsere visioenen vergallen het leven van bankier en weduwnaar Olivier.
De roman is als veel andere romans van Vestdijk opgebouwd uit drie delen die verdeeld zijn in korte hoofdstukken. In het eerste deel lees je de aanloop naar zijn gekte. De roman begint prachtig met een avondlijke taxirit, die geschreven is vanuit het perspectief van de taxichauffeur. De rit voert langs onheilspellende buitenwijken en het gesprek komt op de angst om te verdwalen. Olivier stapt uit in een buurt die hij niet kent en gaat op zoek naar een café. Mooi is dat je als lezer geen idee hebt waar dit verhaal heen gaat. Olivier belt aan bij een willekeurig huis en vraagt aan de jonge vrouw die opendoet of zij een café in de buurt weet. Zij antwoordt hem en Olivier wil haar dochtertje dat in de deuropening is verschenen een kleinigheid geven. Maar dan deinst de vrouw achteruit en sluit de deur. Olivier loopt in de richting die de vrouw hem wees, op weg naar het café, en dan schrijft Vestdijk: “Toch bleef het voorval hem hinderen, te meer omdat hij zich dit keer werkelijk niets te verwijten had gehad.” Het ‘dit keer’ is natuurlijk opmerkelijk, maar de vreemde sfeer en het onbegrijpelijke gedrag van de bankier tonen al dat er iets niet in orde is met hem. Of het dochtertje daadwerkelijk in de deuropening stond is de vraag. Op basis van wat volgt kan het ook een eerste hallucinatie zijn geweest.
In het café volgt daarop een mooie scène waarin Vestdijk een voorproefje geeft van wat zijn hoofdpersoon later meer en meer doet. Hij is de enige klant en fantaseert om met het meisje achter de bar op stap te gaan. Hij heeft van de taxichauffeur eerder het woord porseleinrijden geleerd; dat is voorzichtig rijden en een chauffeur die niets ziet hoort of ruikt van wat er op de achterbank gebeurt. Olivier wil met haar gaan porseleinrijden, maar verbeeldt zich dat zij dit wil. Later in het verhaal doet hij dit vaker, ook in negatieve zin: verbeelden dat iemand iets kwaadaardigs van jou wil of denkt, terwijl jij diegene bent die dit wil of denkt. Dit gedrag wordt tegenwoordig met het begrip gaslighting aangeduid. Maar met Olivier is meer aan de hand. Hij bezoekt als bankier de rijke dokter Caroli die nabij een bos woont. Het gesprek gaat allerlei kanten op en Olivier benoemt dat het een merkwaardig gesprek is. Hij komt dan op de proppen met het verhaal dat hij twee jaar geleden in de buurt van het huis door een vrouw vanachter een boom is begluurd en of dokter Caroli daar iets vanaf weet.
Het is duidelijk dat bij Olivier fantasie en werkelijkheid door elkaar beginnen te lopen. Caroli wordt een terugkerende obsessie voor hem. De eerste grootschalige visioenen beleeft hij tijdens een concert waar hij met de dokter heen gaat, en waar hij allerlei groene duiveltjes ziet die het concert verstoren, mensen aanvallen, schreeuwen en schijten. Caroli wijst hem nog op een man die volgens hem God is. In de totale chaos die Olivier waarneemt verlaat hij de concertzaal. Hij beseft later dat wat hij gezien heeft hallucinaties waren, maar heeft net als de lezer geen idee waar de realiteit ophoudt en de visioenen beginnen. In het tweede deel nemen de visioenen in heftigheid toe en raakt zijn leven ontregeld. Zijn broer, waarmee hij de bank leidt, maakt zich zorgen om hem. In het hoofd van Olivier is zijn broer een vijand die erop uit is hem taken af te nemen. Hij is er nu wel van doordrongen dat er iets mis is met hem en probeert een psychiater te bereiken, maar zijn pogingen hiertoe mislukken. “Het leek hem onnodig nog meer psychiaters op te bellen. Het was nu toch wel duidelijk een komplot, want hij was er zeker van, dat er dit keer geen hallucinatie in het spel was geweest. Of hoogstens - wanneer dat bestond - een hallucinatie die hem van buitenaf werd aangedaan en waar zijn geest part nog deel aan had.”
Aan het eind van deel twee komt hij in contact met kunsthandelaar Hammerstein die aanbiedt hem te behandelen. Olivier vraagt zich af wat de betekenis van dit alles is. Hij heeft zichzelf immers niets te verwijten. Hammerstein geeft aan dat het antwoord in de vraag besloten ligt: juist omdat hem niets te verwijten valt. Hij legt een verband met heiligen die beproevingen moesten doorstaan om hun standvastigheid te bewijzen. In het derde deel van de roman trekt Olivier op aanraden van Hammerstein zich terug in een huis buiten het dorp en laat zich verzorgen door de boerenfamilie die er woont. De hallucinaties nemen in heftigheid toe, maar er lijkt ook redding mogelijk te zijn. Een van de laatste hoofdstukken heet ‘genezing’, maar bij Vestdijk loopt een verhaal zelden goed af.
In de bundel Het gebergte noemt Maarten ’t Hart Een modern Antonius een roman die je nooit aan iemand ter lezing moet geven die nimmer een roman van Vestdijk heeft gelezen, “want zo iemand zal daarna dan ook nooit meer een roman van Vestdijk willen lezen.” Ik vind dit oordeel wat hard. Het verhaal leest makkelijk weg en hoewel de hallucinaties wat overdreven lijken geeft het verhaal wel een goed beeld hoe iemand hierdoor het spoor kan kwijtraken. Daarbij heeft het verhaal de nodige spanning, zijn de bijfiguren interessant en schrijft Vestdijk gewoon heel goed. Zijn taalgebruik is hier en daar wat ouderwets, maar begrippen als porseleinrijden en een goottype vind ik prachtig. Net als een zin als deze, nadat Olivier zijn bediende Frederik een berisping geeft: “Frederik doorstond deze blik met de limpiede argeloosheid van de geslachtloze.” Mooi zijn ook de mijmeringen over zijn ziekte en zijn hallucinaties, tot slot een citaat:
“Anderzijds ging het misschien iets te ver om alles wat niet met de logica strookte maar voor zinsbegoocheling te verklaren. Tenzij alles, letterlijk alles, zinsbegoocheling was, en daar was ook wel iets voor te zeggen. Het zou er dan alleen nog maar om gaan ook zichzelf als irreëel te zien: dan was er geen verschil meer. Het was als met een zandloper, waarmee hij al eerder iets had vergeleken: plotseling werd alles omgedraaid, en het leven was weer gewoon. Die zandloper zag hij voor zich als een grote, sierlijke glazen gestalte met een dun middel, waarin eerst de hallucinaties naar beneden stroomden; dan werd de balletdanseres met een gilletje op haar kop gezet, en dan stroomde alles in haar de andere kant uit, met hemzelf erbij.”
2 opmerkingen:
Hoi Alek, smaken verschillen. Ik heb op de middelbare school een stuk uit "De kelner en de levenden" gelezen, vond het totaal onbegrijpelijk en heb daarna nooit meer iets van Vestdijk gelezen. Wel heb ik "Het gebergte" van Maarten 't Hart en Hugo Brandt Corstius over de romans van Vestdijk gelezen. Noch van wat ik uit dat boek heb gelezen, noch uit enige andere recensie die ik heb gelezen over werken van Vestdijk (waaronder een aantal van jou) heb ik ook maar iets gelezen dat bij mij het verlangen oproept om wat van hem te gaan lezen. Ik vrees dat ik het met de uitspraak van Theo Kars in zijn "Memoires van een slecht mens: deel 2" eens ben:
Over Simon Vestdijk:
- Vestdijk is nu een vergeten auteur. De kans dat zijn werk wordt herontdekt is nihil. Een schrijver die zelfs niet bij machte was ook maar een minuut mij als ontwikkelde lezer in mijn situatie van toen te boeien, is tot eeuwige vergetelheid gedoemd.
Groetjes, Erik
Dag Erik, haha, ja smaken verschillen. ‘De kelner en de levenden’ en deze roman behoren wel tot de fantastische romans. Zijn eigentijdse romans en historische romans zijn echt anders, en de Anton Wachter-cyclus ook. Maar zijn lange zinnen, de slingerende verhaallijnen en het ontbreken van een moraal bij zijn personages, dat zijn dingen waarvan je moet houden.
Dat hij vergeten is, dat denk ik niet. Het valt mij de laatste tijd juist op hoeveel mensen hem nog lezen. Vandaag was ik in een tweedehands boekwinkel en daar vertelde men mij dat zij onlangs een tafel vol Vestdijk hadden uitgestald en dat de boeken in een mum van tijd verkocht waren. De tijd dat je mooie uitgaven voor een paar cent op de kop kon tikken lijkt voorbij.
Groet, Alek
Een reactie posten