woensdag 11 september 2024

Frida Vogels – In den vreemde


 

Frida Vogels werd vooral bekend door haar driedelige werk De Harde Kern. In 1994 kreeg zij de Libris Literatuurprijs toegekend voor het tweede deel. Zij was bevriend met Han Voskuil die haar als het personage Hariette Fagel liet optreden in zijn cyclus Het Bureau, waarvan het eerste deel in 1996 verscheen. Ik lees nu de dagboeken van Voskuil en hierin is hij vaak kritisch op Frida Vogels. Ik ben erg benieuwd naar zijn dagboeken uit de periode waarin De Harde Kern verscheen. De dagboeken van Frida Vogels zijn natuurlijk ook verschenen, in elf delen tot het jaar 1978. Graag zou ik erin verder lezen, maar de resterende delen verschijnen pas na haar dood. Vogels is van 1930 en nu 94 jaar. Je zou zeggen dat het niet lang meer zal duren. Voor mij onverwacht verscheen vorige week de bundel In den Vreemde, meer dan 500 pagina’s. Het is volgens de achterflap de waardige sluitsteen van haar oeuvre.

 

In den vreemde is een gevarieerde bundel, min of meer chronologisch beslaan zij het leven van Vogels. Vanuit haar dagboeken is natuurlijk al veel bekend over haar leven, maar deze beginnen in 1954. De eerste stukken over haar jeugd in Laren vond ik om deze reden zeer interessant, vooral haar oorlogsherinneringen. Met haar moeder woonde zij in een pension waar ook twee onderduikers woonden. Ze heeft hier al een volwassen kijk op het leven en je herkent haar eigenzinnigheid en haar doorzettingsvermogen. Een kenmerkende anekdote is dat zij na een hongertocht uitgeput thuiskwam en op de drempel instortte. Zij schrijft hierover dat als zij nog een paar uur had moeten doorfietsen zij ook op de drempel zou zijn ingestort en niet eerder had opgegeven. Dit doet denken aan haar latere voettochten in Italië. Zij had een kapotte knie en kon nauwelijks lopen. Toch maakte zij lange tochten door de bergen. Pas na zeven jaar liet zij er in het ziekenhuis iets aan doen.

 

Dat zij in 1944 als veertienjarige al volwassen was heeft natuurlijk met de oorlog te maken, maar ook met het gezin waar zij uit kwam. Haar moeder was altijd al lichamelijk zwak en kon nauwelijks werken. Haar man – hij had zijn hele leven een hoge functie bij de Telefoondienst van Amsterdam – verliet haar en trouwde met een andere vrouw. De financiële ondersteuning aan zijn eerste gezin haperde nogal eens. Frida woonde bij haar moeder en ging veel haar eigen gang, maar haar broer Kees woonde ook soms tijden bij zijn vader. Dit zorgde er mede voor dat hij geregeld met zichzelf in de knoop zat en de relatie met Frida bleef altijd problematisch. De twee braken met elkaar na een ultieme poging het geschonden vertrouwen te herstellen. Het stuk over deze poging heet simpel ‘Kees en ik’. Zij concludeert dat zij elkaar nooit hebben gekend. In een gesprek geeft zij hem uitleg over haar relatie met Ennio: seks was voor haar altijd problematisch; Ennio ging relaties aan met andere vrouwen, maar Frida beschouwt hun huwelijk toch als waardevol. Kees begrijpt niet als zijn zus zegt dat Ennio voor haar heeft gekozen en haar trouw is gebleven, ondanks alles wat hij bij haar tekortkomt en ondanks haar zonderlinge kanten.

 

Gesprekken en gedachten over trouw en vertrouwen vormen een rode draad in deze bundel en in het leven van Frida Vogels. Haar vriendschappen en de relaties met ouders en andere familieleden meet zij hieraan af. Schrijven is een manier om hierover en over haar eigen gedrag helderheid te verkrijgen. Leven is voor haar schrijven en rekenschap afleggen. Jezelf veranderen is onmogelijk, je kunt slechts jezelf onderzoeken. “In Milaan had ik geforceerd om anders te worden, omdat ik geloofde dat ik anders moest worden. Nu weet ik dat dat niet mogelijk is, en ook niet noodzakelijk. Je bent wie je bent. Je leert jezelf zo goed mogelijk kennen en je leert met jezelf samen te leven, en daarmee basta.” Toen zij met Ennio trouwde gaf zij bijvoorbeeld aan dat zij geen kinderen wilde en dat hij hier niet over mocht beginnen. Op onder meer dit vlak waren zijn verwachtingen misschien anders en dacht hij dat zij wel van mening zou veranderen, dat, zoals hij jaren later opperde: een kind een oplossing zou kunnen zijn voor hun problemen. Vogels beschouwt dit als verraad. 

 

Ennio groeide op in het stadje San Severo, waar iedereen elkaar kende en tradities werden gerespecteerd. Voor hem was het er verstikkend, maar hij hechtte ook aan familiebanden en aan zijn vrienden die er bleven wonen. Voor de schoonmoeder was de komst van Frida verwarrend: een buitenlandse schoondochter die geen kinderen wilde. Zij trouwden zonder ceremonie. Volgens de San Severezen zou God zijn zegen over dit huwelijk weigeren. “Wij trouwden en zorgden niet voor een huis en ook niet voor werk; voor de San Severezen was dit ongehoord, niet te bevatten, ja zelfs monsterlijk.”

 

In de bundel staan meerdere stukken over bewoners van San Severo en over familieleden van Ennio. Oom Virgilio was een horlogemaker, een handwerksman met enorm veel kennis van gereedschap, techniek, hout. Wanneer Ennio aan een klavecimbel bouwt heeft deze oom altijd net het juiste stukje hout voor hem. Hij woont met zijn vrouw en dochter in een kleine flat. In 1980 is hij verzwakt en wordt het duidelijk dat hij niet lang meer te leven heeft. Frida gaat bijna dagelijks langs en verzorgt hem. De echtgenote en dochter zijn hier niet echt toe in staat. Zij proberen hem in een ziekenhuis te krijgen, wat niet lukt, en begrijpen de meest eenvoudige dingen niet over bijvoorbeeld medicijnen of het plannen van de zorg. Vogels vraagt zich af waarom zij zich zo uitslooft. Het is uit liefde voor oom Virgilio en uit medelijden voor die twee arme dwazen, maar zij ziet het ook als uitsloverij en als manier om een schuld in te lossen, “een geforceerd martelaarschap.”

 

Het verslag hiervan in deze bundel kun je lezen als een tweede inlossing van schuld. Zo zijn er meer stukken waarbij de gebeurtenissen en het relaas ervan beide een persoonlijk doel dienen, het jezelf leren kennen, je positie bepalen. Vandaar dat het voor Frida Vogels zo belangrijk is om uiterst zorgvuldig te formuleren en eerlijk over alles te schrijven. Na vijfentwintig jaar gaat zij Herbert, een van de onderduikers bezoeken. Zij ontmoeten elkaar op het centraal station in Rotterdam. Zij herkent hem niet, hij haar wel. Zij schrijft twintig pagina’s over deze ontmoeting, maar komt kennelijk niet tot de kern ervan. Dan schrijft zij: "Het beste zou zijn dit alles te laten voor wat het is en nog eens helemaal opnieuw te beginnen.” En op de volgende pagina begint zij opnieuw bij de ontmoeting op het station.

 

Een van de beste stukken in deze mooie bundel gaat over het klavecimbel van Ennio. Op 26 september 1976 besluit hij een klavecimbel te bouwen en de jaren erna besteedt hij er al zijn vrije tijd aan. Vogels schrijft er vol bewondering over. Het is net zoiets groots als haar boek. Het gaat om de individualiteit van het instrument, waarin het zich onderscheidt van een fabrieksproduct. Het teveel is hiervan een kenmerk, zoals overbodige versiering: “het geeft uitdrukking aan de oneindige zorg die aan het instrument is besteed.” Het heeft iets obsessiefs, maar het staat ook voor de redding van hun huwelijk. Zij schrijft dat zij zonder Ennio haar boek niet had kunnen schrijven en hij zijn klavecimbel niet had kunnen bouwen. “Maar ik heb wel gelijk dat het klavecimbel inderdaad het enige is dat ons bindt; afgezien van het net van gewoonten dat ons verstrikt.”

Geen opmerkingen: