Michel Faber is een schrijver die ik al jaren van naam kende, maar waarvan ik nooit een boek had gelezen. Wel wist ik dat hij wonderlijke romans schrijft, die niet in één categorie onder te brengen zijn. Listen. On music, sound and us uit 2023 is zijn eerste non-fictie boek. Hij schrijft als muziekliefhebber over muziek maar dit boek is anders dan andere muziekboeken. Hij probeert je niet te overtuigen van zijn muzieksmaak, dringt je geen lijstjes op en laat je niet weg zwijmelen met verhalen over hits die hem terugbrengen naar jeugdvakanties en prille liefdes. Faber is verre van sentimenteel. Hij stelt in deze bundeling essays vragen over de sociale functie van muziek, over waarom mensen van bepaalde muziek houden. Maar het gaat ook over muziek voor ongeboren kinderen, het kwijtraken van je stem, alzheimerpatiënten, de onderwaardering van Nana Mouskouri en over de subjectiviteit van lijstjes met de zgn. beste albums aller tijden. En over nog veel meer. In de inleiding spreekt hij de wens uit dat je na het lezen van dit boek misschien beter begrijpt waarom je houdt van de muziek waarvan je houdt.
Bij veel mensen roept muziek herinneringen op. Faber leest bij videoclips op YouTube de commentaren bij bekende nummers en stelt vast dat de meeste opmerkingen niet over de muziek zelf gaan, maar over sentimenten: de muziek doet denken aan een eerste liefde of andere mooie gebeurtenissen uit een ver verleden. Of een plaat is gedraaid tijdens een begrafenis van een vriend of familielid. Mensen zijn online vaak ongekend persoonlijk. Verhalen over hoe een muziekstuk iemand door een crisis heen hielp krijgen volop duimpjes en steunbetuigingen. Bij hem werkt het anders, muziek roept bij hem geen enkele herinnering op. Hij is zich ervan bewust dat hij hierin anders is dan de meeste mensen. Het is goed dat hij dit aan het begin van het boek vertelt omdat het andere opmerkingen van hem begrijpelijker maakt, maar ook veel vragen oproept. Hij vertelt bijvoorbeeld wel uitgebreid hoe hij bepaalde muziek heeft leren kennen en waar hij deze voor het eerst hoorde. Het gaat hem meer om het sentiment dat erbij hoort. De plaat Band on the run draaide hij als kind grijs. Als hij er nu naar luistert doet de muziek hem niets meer. Het begrip nostalgie is hem vreemd en sowieso weet hij zich heel weinig te herinneren uit zijn jeugdjaren.
In een later hoofdstuk schrijft hij over emotie die een nummer kan oproepen. Hij heeft zelf jarenlang klassieke muziek geluisterd en uiteindelijk geconcludeerd dat het hem emotioneel heel weinig deed. Bij popmuziek en jazz voelt hij meer, maar het blijft mysterieus waarom je ergens bij volschiet. Bij hem gebeurt dat zelden, ook niet bij muziek die gedraaid werd op de begrafenis van zijn vrouw. Hij noemt wel een paar nummers waar hij altijd bij moet huilen. Een ervan is A proper sort of gardener in de versie van June Tabor. Andere versies doen hem minder. De reden van zijn tranen is niet dat hij ergens aan wordt herinnerd, het is puur de muziek en de tekst. Bij instrumentale muziek of gezongen muziek in een taal die hij niet kent, heeft hij het niet.
Hoewel ik zelf wel nostalgische gevoelens kan hebben bij muziek, begrijp ik wat hij schrijft. Ik word ook meer geraakt door de muziek zelf dan door de sentimenten en herinneringen erachter. Bovendien, een plaat kan mij doen herinneren aan iets leuks uit mijn jeugd, maar dit kan zomaar een kutplaat zijn. In de persoonlijke commentaren op YouTube kom je dit zelden tegen en lijkt een fijne herinnering de muziek automatisch mooi te maken. Faber constateert vooral dat veel mensen een overdreven persoonlijke betrokkenheid in muziek leggen. Ze gebruiken muziek (of kunst in het algemeen) om zichzelf te leren kennen, om hun gevoelens te onderzoeken. Faber ziet dit anders: “When I gaze into art, I don’t want to see my own reflection. I want to stare into mysterious waters, and be consoled by not being able to see the bottom.” Maar waarom iets je precies raakt blijft mysterieus en misschien is het zoeken naar verklaringen waarom je van bepaalde muziek houdt wel zinloos.
Het leuke van Listen is dat Faber mythes bespreekt en soms weerlegt. Ondanks dat de mensen de positieve eigenschappen van muziek benoemen, houdt niet iedereen van muziek. Een klein veronachtzaamd percentage van de mensheid heeft er niets mee. Daarnaast is er een hele grote groep die wel muziek luistert en zegt het te waarderen, maar die na hun jeugd zelden actief op zoek gaat naar nieuwe muziek. Het blijft bij nostalgie. Veel verkochte muziek wordt ook amper thuis geluisterd. Als voorbeeld noemt hij het album So van Peter Gabriel. Gemiddeld heeft de bezitter ervan de plaat 1,2 keer gedraaid. We denken dat muziek een artistieke bevrediging vervult, maar vaak heeft het vooral een sociale functie. Als jongere hoor je bij een subgroep en daar hoort een genre muziek bij. Je rolt er bij toeval in. Maar uit de toon vallen kan ook sociale status geven. Faber citeert een anekdote van iemand die op school in een kelder altijd moest luisteren naar cassettebandjes van zijn klasgenoten en op een dag een bandje met muziek van de Butthole Surfers meenam. Men was in shock, maar hij werd in het vervolg ook met een soort ontzag bekeken.
Grappig is dat Faber dit soort buitenmuzikale functies van muziek niet op zichzelf betrekt. Het is eigenlijk gek dat hij zo’n muziekliefhebber is geworden, dat verbaast hem zelf ook. Zijn ouders hadden wel elpees in huis, met schlagers en toegankelijke jazz, niet zijn muziek. Hij voelde zich al jong aangetrokken tot avant-garde en had geen behoefte om mee te doen met zijn leeftijdsgenoten: “I could take my seat amongst hordes of happy pop fans and sing along to a tune we all know.” In plaats daarvan raakte hij gefascineerd door albums met titels als: Chance meeting of a Defective Tape Machine And Migraine? Hij luisterde altijd grondig naar muziek en ging juist naar concerten toe van muziek die hij nog nooit had gehoord: herkennen en herinneren vermeed hij zoveel mogelijk. Hij concludeert dat, anders dan hij, de meeste mensen van muziek houden die - misschien met een experimentele omweg - uiteindelijk naar gebaande paden leidt, waardoor men het gevoel krijgt thuis te komen: “The Music people fear is the Music that stops them going home.”
De onderwerpen die Faber behandelt zijn heel divers en zijn aanpak is er een van grondig onderzoek en soms participatie. Zo bezoekt hij sessies waar zwangere vrouwen naar muziek komen luisteren die invloed zou hebben op de intelligentie van hun ongeboren kind. Waarschijnlijk is het klinkklare onzin, maar Faber is mild in zijn oordeel. Ook gaat hij naar centra waar Alzheimerpatiënten naar muziek uit hun jeugd luisteren en praat hij met deskundigen hierover. Mensen komen echt in beweging door muzikale herinneringen. Hij kijkt ook naar achtergronden van mensen uit de muziekindustrie, die tot voor kort vooral wit en mannelijk waren. Sowieso is de (maatschappelijk) waardering voor oudere mannenstemmen (Johnny Cash, Leonard Cohen) veel hoger dan voor oudere vrouwenstemmen. Als uitzondering noemt hij de stem van Marianne Faithful, die volgens velen nog steeds fantastisch klinkt.
Aantallen zeggen niet altijd iets over de kwaliteit van de muziek. En wansmaak zegt niet altijd alles over een persoon. Zo heeft Michel Faber een neef die enorm van Bon Jovi houdt en waar hij het goed mee kan vinden. Toch vraagt hij zich af wat we aan moeten met die miljoenen Bon Jovi fans: “people who love what we cannot love.” Hij wordt er niet cynisch over, maar is oprecht verbaast over andermans smaak. Vaak wordt met dedain neergekeken op deze muziek voor de miljoenen. Nana Mouskouri is een van de bestverkopende vrouwelijke artiesten aller tijden, meer dan Madonna. Door serieuze muziekliefhebbers wordt zij volkomen genegeerd. Sommige muziek wordt gewoon niet cool gevonden. Maar het onderscheid is onduidelijk en heeft ook weer een sociale achtergrond. Oude volksmuziek uit de VS of uit sommige Afrikaanse landen wordt wel gewaardeerd; schlagers uit Oostenrijk, toch ook volksmuziek, een stuk minder.
Faber geeft keer op keer aan dat het in dit boek niet gaat om zijn persoonlijke muzieksmaak Ook zijn afkeer van lijstjes steekt hij niet onder stoelen of banken. Toch werd ik steeds nieuwsgieriger naar zijn voorkeuren en tussen de regels door lees je hier toch voldoende over. In een hoofdstuk over de Engelstalige dominantie in de popmuziek noemt hij bijvoorbeeld vier Europese muzikanten met grote lokale bekendheid die onbekend zijn gebleven in andere landen: Franco Battiato, Alain Bashung, Czeslaw Niemen en Herman van Veen! Zeker geen slechte namen.
4 opmerkingen:
Hoi Alek, een mooie recensie! Ik heb van Michel Faber "Lelieblank, scharlaken rood" gelezen en ben daar erg enthousiast over. Zie mijn blog: https://erikleest.blogspot.com/2016/05/michel-faber-lelieblank-scharlaken-rood.html. Groetjes, Erik
Dag Erik, dank voor de tip, ga ik lezen!
Hoi Alek, er is van "Lelieblank, scharlaken rood" ook een televisieserie gemaakt, maar daar ben ik minder enthousiast over. Groetjes, Erik
Klinkt interessant, en helemaal als het van Michel Faber is. Dus dank voor de tip!
Ik heb vier romans en een gedichtenbundel van hem gelezen en vond die erg goed. 'The book of great new things' heb ik zelfs aangeschaft om nog eens te kunnen lezen, zo fantastisch. En ook heel knap als een schrijver telkens met iets totaal anders komt.
Een reactie posten