zondag 14 juli 2024

Kees ’t Hart – De ziekte van Weimar


 

De ziekte van Weimar uit 2019 is de recentste roman van Kees ’t Hart. Het is een historische roman die zich grotendeels afspeelt in 1807. Het eerste deel speelt in Franeker, waar hoofdpersoon Albert kennis maakt met het werk van Goethe en later betrokken raakt bij het realiseren van een monument om de nieuwe tijdgeest te eren. De academie, waar Albert werkzaam is, wil een replica laten maken van een beeld dat in de tuin van Goethe staat en door hem is ontworpen. Om toestemming te vragen reist Albert in het tweede deel van de roman met enkele commissieleden naar Weimar om het voorstel met de grote denker te bespreken.

 

Kees ’t Hart heeft voor dit boek zo te lezen veel historisch onderzoek gedaan. Dat maakt het zeer aantrekkelijk om te lezen. De Duitse landen verkeren in deze periode in chaos: Franse troepen trekken rond, veel dorpen zijn platgebrand en groepjes kinderen zwerven door de bossen. Reizen is niet eenvoudig: wegen zijn vaak onbegaanbaar, niet overal rijden koetsen en niemand weet of je een stad verder wel welkom bent bij alweer een nieuwe lokale machthebber. ’t Hart beschrijft deze reis gedetailleerd. Ik vind het heerlijk om te lezen met welke munteenheden hij ergens moet betalen, waar een veldslag heeft plaatsgevonden en hoeveel uur het lopen is tussen Jena en Weimar. Je wordt ondergedompeld in een wereld zonder moderne communicatiemiddelen. 

 

Daarnaast geeft ’t Hart aan de hand van de gedachtestromen van Albert een mooi beeld van een aantal gangbare denkbeelden uit deze tijd. De ideeën over fysionomie van Lavater (1741-1801) waren erg populair. Albert leidt karaktereigenschappen van mensen die hij ontmoet af aan hun uiterlijk. Zo heeft hij ook een idee over Goethe op basis van een portret van hem. Wanneer hij hem de eerste keer ontmoet (uit de verte ziet) moet hij zijn ideeën bijstellen omdat Goethe er anders uitziet dan op het portret. Albert heeft ook iets met klanken. Hij houdt niet van woorden en namen waar een g in voorkomt, o-woorden zijn beter. 

 

Het verhaal wordt vanuit Albert vertelt en zijn mentale oprispingen hebben iets hysterisch. Hij twijfelt veel aan zichzelf en neemt zich vaak iets voor waar hij even later weer van afwijkt. Zijn relaties met vrouwen zijn problematisch. Hij heeft last van voortijdige zaadlozingen, wat een reden voor hem was om met zijn zus plotseling uit Delft te verhuizen naar Franeker en zijn vriendin daar vertwijfeld achter te laten. Hij zoekt in de universiteitsbibliotheek naar geneeswijzen en filosofeert dat beroemde mensen als Napoleon en Goethe aan dezelfde ziekte lijden. Daarbij is hij een sterke schaker en koppelt hij schaken aan lust en filosofeert hij hier langdurig over. Dat projecteren van ideeën op mensen en dingen is iets dat hij continu doet. Hij probeert te achterhalen wat bedoeld wordt met het begrip ‘Ding an sich” en legt al snel het verband met de vrouw als ‘Ding-an-sich’. Het monument moet een kopie worden van Der Stein des guten Glücks. Dat is een kubus met erop een bol. Het zou veel groter moeten worden dan het origineel en ook dit beeld geeft aanleiding voor allerlei filosofische bespiegelingen over man-vrouw, ratio en gevoel en meer. 

 

Al dit gefilosofeer maakt De ziekte van Weimar toch geen zwaar boek. ’t Hart heeft een lichte toon en de bespiegelingen zijn soms erg grappig. Je kunt ze lezen als parodie op de manier van denken in die tijd. Helemaal geestig wordt het als Albert Weimar heeft bereikt en in contact wil komen met Goethe. Op het plein voor zijn deur staat permanent een groep mensen die wacht om door de grote denker ontvangen te worden. Het zijn fans die ideeën willen delen met de grote denker of hem willen interviewen. Albert staat ertussen. Hij is zijn reisgezelschap onderweg kwijtgeraakt en heeft langs de kant van de weg een naamloos jongetje gekocht - of geadopteerd - dat veel fantasie heeft en beweert met dieren te kunnen praten. Goethe heeft meer interesse in het kind dan in Albert.

 

De ziekte van Weimar is een bijzondere roman die enerzijds een mooi en correct historisch beeld geeft van de Napoleontische tijd, anderzijds goed de obsessies van de schrijver blootlegt. De stijl doet erg aan Vestdijk denken, het verhaal bevat bizarre elementen en de toon is licht afstandelijk en relativerend. 

Geen opmerkingen: