Marcin Wicha is een Poolse tekenaar, grafisch ontwerper en (kinderboeken)schrijver. Hij is geboren in 1972 en in 2016 verscheen het autobiografische Rzeczy, których nie wyrzuciłem, dat vorig jaar in het Nederlands werd uitgegeven in een vertaling van Charlotte Pothuizen. In dit boek beschrijft de auteur het leven van zijn moeder Joanna aan de hand van de spullen die hij vond in haar huis na haar overlijden. Zijn toon is luchtig, maar erdoorheen klinkt wrangheid en verdriet door.
In de inleiding schrijft Wicha dat dit een verhaal is over dingen en een boek over zijn moeder. “Veertig jaar geleden klaagde ik over een educatieve uitzending van de Poolse Radio, en mijn moeder zei: ‘Je kunt niet van alles in het leven een grappig verhaaltje maken.’ Ik wist dat het waar was. Toch heb ik het geprobeerd.” Zijn moeder groeide op in een tijd van schaarste. Voorwerpen werden gekoesterd en boeken werden nooit weggegooid. Na haar overlijden inventariseert Wicha haar boekenkast. De meeste boeken kunnen weg, kaften ontbreken, pagina’s zijn verkleurd en sommige boeken vallen gewoon uit elkaar. Geen opkoper heeft interesse, het is oud papier geworden. Een aantal boeken bewaart hij, vanwege de herinneringen. “De meeste zijn een aandenken aan de mensen die we wilden zijn. Die we veinsden te zijn. Die we dachten te zijn.”
Omdat Wicha schrijft over alledaagse dingen, zoals televisieprogramma’s, kookboeken en huishoudelijke apparaten, die voor iedere Pool die opgroeide onder het communisme vanzelfsprekend zijn en voor de Nederlander niet, is het fijn dat vertaalster Pothuizen veel noten heeft toegevoegd. Veel dingen kende ik ook niet, of alleen heel vaag, maar de manier waarop Wicha schrijft maakt dat deze dingen heel dichtbij komen. Onder in een la vindt hij kartonnen doosje met suikerklontjes. Het is Amerikaanse suiker, een cadeautje uit 1946. Mensen gaven elkaar toen zulke cadeautjes. Het pak is nog onaangebroken, de suiker smaakt nog gewoon.
Joanna was lerares en goed in haar vak. Ze wist mensen, ook met haar doorzettingsvermogen, te overtuigen. Wicha heeft dit als kind vaak ervaren, bijvoorbeeld toen ze bijna iedere dag naar de boekwinkel gingen om te vragen of een bijzonder boek al leverbaar was. Uiteindelijk weten zij het te bemachtigen. Wanneer hij in de rij van het postkantoor staat om na haar dood een abonnement op te zeggen - iets wat niet zomaar gedaan is - denkt hij terug aan de enorme vaardigheden die zijn moeder bezat om in dergelijke situaties juist te handelen. Eén anekdote is tamelijk heroïsch. Er was iemand opgepakt door de politie. Zij doet navraag op het politiebureau maar daar zegt men van niets te weten. Dan zegt ze aangifte te willen doen van ontvoering door drie als politieagent verklede mannen. Bij nader inzien blijkt er dan toch iets bekend te zijn over een arrestatie.
Over één onderwerp mocht onder het communisme niet gesproken worden, de Joden. “In de wereld van mijn jeugd waren er geen Joden. Dat wil zeggen – ze mochten er stilletjes zijn. Binnen vier muren, in kleine groepen, thuis, op de begraafplaats en in het verleden.” Joanna was Joods, maar ze zei dit nooit tegen iemand: ”Ik zeg niet dat ik Joods ben, omdat de mensen zich anders misschien ongemakkelijk voelen.” Wanneer de dochter van Wicha vraagt naar het lot van de Joden in de oorlog informeert later een collega of hij er wel bij gezegd heeft dat de Polen hier niets mee te maken hadden. Marcin Wicha weet in dit prachtige boek dit pijnlijke onderwerp, dat nog steeds actueel is in de Poolse samenleving, heel subtiel te verwoorden.
Dingen die ik niet heb weggegooid bestaat uit schetsen en scherpe observaties. De korte hoofdstukken - grappige en pijnlijke verhaaltjes - vormen een hechte eenheid. Het boek is een ode aan zijn moeder, zowel als een ode aan spullen en een herinnering aan een tijd van schaarste. Het is ook een ode aan boeken en de boekenkast van zijn moeder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten