donderdag 16 mei 2024

Bart Jungmann – Luik, een liefdesverklaring


Bart Jungmann was lange tijd werkzaam voor de Volkskrant als (sport)verslaggever en schreef ook enkele (sport)boeken, zoals een biografie over Piet Keizer. Na zijn pensioen besloot hij een half jaar in Luik te gaan wonen en hield hierover een dagboek bij. Hij is wat vaag over zijn keuze. De verhuizing ziet hij als een rite de passages, een begin van een volgende levensfase, maar de plek heeft waarschijnlijk ook te maken met herinneringen aan de stad uit de tijd dat hij er als wielerverslaggever rondliep. En hij noemt Georges Simenon als reden voor zijn tijdelijke verhuizing. Hij bewondert de schrijver-journalist en noemt deze geboren Luikenaar zeer geregeld in zijn boek. Bovenal denk ik dat het de aantrekkingskracht van het onbekende was dat hem trok naar deze stad met een rauw randje, een vaag romantisch idee. En het werkte, Jungmann werd verliefd op de stad Luik.

 

Binnenkort ben ik ook enkele dagen in Luik, dus deze liefdesverklaring leek mij een aardig boek ter introductie. De laatste keer dat ik in Luik was leefden we nog in de twintigste eeuw. Ik herinner mij de Maas, de hoogteverschillen, de vervallen panden, veel goedkoop Belgisch bier en een café met vals zingende Waalse oudjes. Na het lezen van het dagboek van Jungmann begrijp ik dat er wel iets veranderd is de laatste decennia, maar ook niet zo veel. De stad is vooral wat rijker geworden en is aantrekkelijker gemaakt voor toeristen. Zijn boek is geen reisgids, hoewel ik er wel de nodige tips uit heb gehaald. De hoofdstukken zijn chronologisch. Hij vertelt waar hij fietst, welke wijken hij bezoekt en wie hij spreekt. Daarbij geeft hij wat historische achtergronden maar graaft daarbij niet al te diep. 

 

De geschiedenis van Luik is bijzonder. In de negentiende en begin twintigste eeuw, toen België een economische wereldmacht was, trokken veel Vlamingen naar Wallonië om te werken in de mijnen en de daaraan gelieerde industrieën. Maar dat was niet voldoende. Zo’n 200.000 Italianen werden aangetrokken om er te werken, vaak onder erbarmelijke omstandigheden. De invloed hiervan is nog te zien in Luik, zoals aan de vele traditionele Italiaanse restaurants. Op de toppen van welvaart, in 1905, organiseerde Luik zelfs een wereldtentoonstelling. Na de Tweede Wereldoorlog draaiden de rollen om. Vlaanderen werd welvaarder, de economie in Wallonië stortte in. De vooroordelen over en weer zijn blijven bestaan en de taalgrens is nog even scherp, zo ervaart Jungmann, wanneer hij in de omgeving fietst en een geheel Vlaams dorp binnenrijdt. 

 

Maar de gentrificatie is ook in Luik aan de gang. Buurten worden opgeknapt, huizenprijzen stijgen en er is belangstelling om industrieel erfgoed, de omgeving staat vol lege fabriekshallen, te behouden. Jungmann hoort Luikenaren klagen, maar er is ook veel optimisme en liefde voor de stad. En er is zelfs verzet tegen de nieuwe rijken die in de stad komen wonen. Het eigen karakter van een buurt zou ermee verloren gaan. Luik heeft wel een historisch centrum, maar de wijken zijn niet netjes om het centrum heen aangelegd. Er zijn veel hoogteverschillen – trappenlopen is een lokale hobby – en er is groen in de stad: geen aangelegde parken, maar gewoon natuur. Jungmann concludeert dat Luik een zootje ongeregeld is en geeft daarmee een reden voor zijn verblijf: “zoals de meeste Nederlandse steden vroeger ook zootjes ongeregeld waren. Misschien is Luik heimwee naar een zootje ongeregeld.”

 

Luik, een liefdesverklaring heeft mij nieuwsgierig gemaakt naar de stad. Bart Jungmann schrijft vlot en weet met zijn ontmoetingen leuke details over stad te benoemen. Ik heb twee kritiekpunten op het boek. De eerste is meer een ergernis. Hij praat vaak over zichzelf in de derde persoon: ‘De verslaggever stond voor een dichte deur’, of iets dergelijks. Het zal wel grappig bedoeld zijn, maar dit soort humor werkt alleen bij grote schrijvers. Ten tweede besteedt hij nauwelijks aandacht aan de wereldtentoonstelling van 1905, met 7 miljoen bezoekers een mega-evenement. Het evenement was niet alleen een bevestiging van de grote economische macht van de streek, maar het zorgde ook voor de herinrichting van de stad met de bouw van vier bruggen, een treinstation, de versterking van kades en de aanleg van boulevards. Het enige grote gebouw dat nog bestaat is het paleis voor schone kunsten, waarin nu het museum La Boverie is gevestigd. Ik ga het zeker bezoeken als ik in Luik ben.

Geen opmerkingen: