Tom-Jan Meeus is als journalist werkzaam voor NRC en verschijnt geregeld op televisie als politiek commentator. In dit essay, uitgegeven in het kader van de maand van de filosofie, geeft hij een analyse van de huidige parlementaire democratie aan de hand van het begrip duidelijkheid. Hij ziet de buitensporige behoefte aan duidelijke taal op gespannen voet staan met de politieke werkelijkheid die meestal veel minder duidelijk is. Hij focust zich op Geert Wilders, die uitblinkt in duidelijke taal.
Begin deze eeuw groeit bij bijna alle politieke partijen een obsessie voor communicatie. Het is een brede ontwikkeling die in de hele maatschappij plaatsvindt en ook internationaal is. Maar binnen de politiek kun je het zien als reactie op de zakelijke, Paarse kabinetten. Pim Fortuyn verwoordt de nieuwe onzakelijkheid, met hulp van campagnestrateeg Kay van de Linde, het meest scherp. Hij heeft een paar duidelijke speerpunten - nationalisme en antimigratie - en omschrijft het beleid van zijn voorgangers als een puinhoop. Zijn slogan is: “Ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg.” Wilders is door hem geïnspireerd en uit zich ook het liefst in oneliners. Meeus ziet een verschuiving. Kiezers binnenhalen is het hoogste doel. “Politiek draait niet primair om presentaties of de werkelijkheid. Politiek draait primair om de media-werkelijkheid.”
Daarnaast ziet hij een hiermee samenhangend verschijnsel, het ontbreken van een visie. Op een hoger niveau kun je politiek zien als een poging de chaotische werkelijkheid te beteugelen. Progressieve mensen geloven in vooruitgang en zien hierin een grote taak van de overheid. Behoudende mensen leggen de verantwoordelijkheid meer in handen van de burger. Visies om de keuzes hierin te onderbouwen klinken vaak aardig, maar verdwijnen al snel naar de achtergrond als het aankomt op politiek handwerk waarbij mensen uit diverse partijen moeten samenwerken. Bovendien, door versplintering van partijen zijn visies, wereldbeelden steeds moeilijker te herkennen. Partijen kiezen daarom vaker voor een doelgroep, om het in populair managementjargon te zeggen.
Meeus schetst in dit essay een nuchter beeld van de dagelijkse politieke werkelijkheid, waarbij een winnaar van de verkiezingen zwak staat in onderhandelingen, minister-presidenten vaak controlfreaks zijn, het geweten steeds minder telt en zoiets als de Toeslagenaffaire kon voortwoekeren doordat men alleen met elkaar in gesprek was over politieke feiten. De maatschappelijke kennis in Den Haag neemt af, men richt zich op managementkennis. Het uiteen lopen van de media-werkelijkheid en de maatschappelijke werkelijkheid is versterkt door de opkomst van sociale media. Wilders uit zich hierop vaak ondubbelzinnig. Met deze duidelijkheid richt hij zich op zijn volgers, de kiezers en niet op het oplossen van problemen in de maatschappij. Meeus beschrijft dit aan de hand van een aantal affaires, maar geeft ook kijkjes van binnenuit: bange Kamerleden, Wilders die zijn fractieleden voor gekken uitmaakt en telkens de kortstondige verontwaardiging vanuit andere fracties.
Het centrale punt in het essay is dat andere partijen de strategie van Wilders hebben overgenomen. Het gevolg lijkt mij - ondanks dat partijen het omgekeerde nastreven - een grotere afstand tussen politiek en burger, want het is helder dat al die duidelijke (eenduidige) beloftes niet uitvoerbaar zijn. De kiezer zal keer op keer teleurgesteld raken en het wantrouwen zal toenemen. Dit wantrouwen beheerst sowieso de politiek al, aangevuurd door paniekberichten op sociale media. Zo kon de fraudebestrijding bij bijvoorbeeld uitkeringen groteske vormen aannemen met alle schendingen van de privacy van burgers, zonder dat er enig bewijs was dat uitkeringsfraude was toegenomen. Maar binnen de mediawerkelijkheid was fraude een groot probleem en waren er ferme maatregelen nodig.
Duidelijkheid is een vlot geschreven essay, waar Tom-Jan Meeuws naar mijn smaak iets te veel over Wilders schrijft. De meeste zaken die hij beschrijft zijn algemeen bekend. Ik had graag meer analyses gelezen over hoe andere partijen hem hierin precies volgden of juist hebben nagedacht over andere strategieën, voor zover die er waren uiteraard; of dat hij zelf oplossingen aandraagt over hoe de politiek hieruit kan geraken, want de beschreven ontwikkeling lijkt als vanzelf te leiden tot nog grotere behoefte aan autoritair leiderschap, en daarmee tot een grotere afstand tot de maatschappelijke werkelijkheid. Maar ik kan mij ook voorstellen dat er een tegengestelde beweging op gang komt, nadat het komende extreemrechtse kabinet ergens in 2025 uit elkaar is gevallen. Het is niet te voorspellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten