De kritiek op De schandalen was direct na verschijnen in 1953 niet mals. Het boek werd platvloers, grof, aanstootgevend en ongeloofwaardig genoemd. Een recensent van de Telegraaf schreef: “men kan aan deze vuilschrijverij beter niet te veel woorden vuil maken - het is een schandvlek op het toch al niet vlekkeloze oeuvre van de vroeger vaak toch boeiende schrijversfiguur S. Vestdijk.” De roman leidde zelfs tot Kamervragen. Met deze roman sloot Vestdijk een zeer productieve periode af. Tussen 1946 en 1952 schreef hij naast veel ander werk vijftien romans. Na publicatie van De schandalen duurde het tot 1956 tot zijn volgende roman, Het glinsterend pantser, verscheen. De felle kritiek wordt wel als reden voor deze pauze gegeven, maar volgens Maarten ‘t Hart moet je de oorzaak ook zoeken in Vestdijks endogene depressie die in die periode bijzonder hevig de kop opstak.
Een van de redenen van de ophef was dat De Schandalen als een sleutelroman werd gezien waar je nogal wat kritiek op de culturele elite eind jaren veertig in kon lezen. Vestdijk zelf was hier volgens mij minder duidelijk over. Hij wilde denk ik vooral een goed verhaal neerzetten. Overigens was de negatieve kritiek niet algemeen, Bordewijk en Blaman prezen de roman en Anna Mertens gebruikte in het tijdschrift Ontmoeting nogal zware bewoordingen als angstpsychose en sadisme, maar was toch positief over het boek. Zij noemde het “een lugubere droom, maar een droom, die je na het ontwaken nog in ontstellende felheid voor de geest staat.” en concludeerde: “Het is een marionettenspel, maar de poppen zijn zo verduiveld knap nagemaakt en de belichting van de grandioze decors is zo magisch, dat we nolens volens onder de ban geraken”.
Het verhaal speelt in een cultureel milieu van schilders, schrijvers en aristocraten. Van de ongeveer tien belangrijkste personages is de schilder Ton Wegener de hoofdfiguur. Hij staat vanwege een tentoonstelling plotseling in de belangstelling, maar wordt later finaal afgebrand. De roman begint bij een ander belangrijk personage, Emy Crammacher. Zij is de dochter van een gewezen professor en woont met haar dochtertje op een landgoed. In het eerste hoofdstuk is zij aan het flirten met haar Engelse neef Leslie. Algauw is duidelijk dat zij een nogal hol wezen is, dat iedere man het hoofd op hol probeert te brengen.
Het boeiende in veel romans van Vestdijk is dat je vanaf het begin midden in een chaotische werkelijkheid valt en je pas langzaam alle verbanden leert zien. Vestdijk houdt er niet van dingen uit te leggen, hij toont ze in wisselende perspectieven en met behulp van lange dialogen. Als je doorleest zie je dat alles klopt en mooi in elkaar grijpt, maar in De Schandalen viel bij mij het kwartje niet en lukte het mij maar niet om alles te vatten. Dit komt ook omdat Vestdijk zijn personages soms onbegrijpelijke dingen laat doen. In het tweede hoofdstuk wordt de kunstcriticus Keesje Huuske geïntroduceerd. Er wordt bij hem aangebeld door Emy en enkele vrienden van haar. Hij kent haar niet maar gaat toch mee omdat zij vraagt om haar vader te ontmoeten en bij haar familie te logeren. Er volgt een wilde autorit, met pech onderweg en Huuske raakt de anderen kwijt. In de buurt van het landhuis komt hij terecht bij het huis van Ton en Ank Wegener en blijft bij hen overnachten. Nergens wordt duidelijk waarom hij überhaupt meeging met Emy.
Zo reageren veel personages in de roman nogal wispelturig. Ze verklaren elkaar uitvoerig de liefde, maar even later is er een breuk en wenst de een de ander nooit meer te zien. Dan besluit plotseling iemand te vertrekken naar het buitenland om nooit meer terug te keren. Of dat daadwerkelijk gebeurt weet je niet. Deze sterke emotionele wisselingen doen soms aan het werk van Dostojewski denken. Maar af en toe viel er werkelijk geen touw aan vast te knopen en dacht ik meer aan David Lynch of Thomas Pynchon en vroeg ik mij af of Vestdijk bewust de verhaallijnen onnavolgbaar had gemaakt. Los van deze wirwar zijn er veel prachtige beschrijvingen en mooie dialogen te lezen. Identificeren wordt door de auteur heel moeilijk gemaakt. De personages zijn zonder uitzondering akelige, hooghartige of ronduit asociale wezens. Alleen de schilder Wegener kon bij mij enige sympathie opwekken tijdens de schitterend beschreven ondergang aan het einde van het boek. Hier is Vestdijk op zijn best, in het beschrijven van de waanzin die zich uiteindelijk tegen een personage zelf keert. Mooi is dat in de opstapeling van rampen die hij groots beschrijft hij ook een vreemde rust weet in te bouwen. De schilder is naar zolder gevlucht met zijn nieuwste geliefde, een minderjarig meisje. Hij wil overal een einde aan maken. Dan schrijft Vestdijk midden in de waanzin terwijl vlammen de benen van de schilder bijna bereikt hebben: “Er ging tijd voorbij.” Een schitterende korte zin, die even afstand aanbrengt in de helse situatie.
Er zitten meer wonderlijk figuren in het boek. Professor Crammacher is met emeritaat maar geeft nog geregeld lezingen over zijn vergezochte theorieën. Een lange scène speelt zich af tijdens zo’n extatische lezing die gaat over de naderende oorlog. De angst voor de Russen zit er goed in en iedereen moet de komende verschrikkingen onder ogen zien. Vrouwen zouden zich bij een gynaecoloog moeten melden om zich lichamelijk voor te breiden op serieverkrachtingen. Zoals wel vaker laat Vestdijk hier weer zien dat hij overmatig geïnteresseerd in alles wat seksueel afwijkend en grensoverschrijdend is. Het levert een verrassend en bizar hoofdstuk op. Een ander, meer geheimzinnig gegeven is het bestaan van een duistere organisatie die in Nederland de touwtjes in handen houdt en het Net wordt genoemd. Diverse culturele figuren worden erdoor betaald en krijgen de opdracht Ton Wegener geestelijk te vernietigen. Of dit genootschap in de roman echt bestaat of het product van een soort massapsychose is moeilijk vast te stellen, interessant is het wel.
Ondanks de soms onbegrijpelijke handelingen van de personages en de chaotische verhaallijnen staan er in De Schandalen veel mooie passages. Vestdijk is een meester in het beschrijven van karakters van personen aan de hand van hun uiterlijk, iets wat in hedendaagse Nederlandse romans veel minder gebeurt. Een voorbeeld ter afsluiting uit het begin van de roman als Huuske kennismaakt met Wegener en voor het eerst zijn profiel ziet. “Dat was zo scherp als een mes. De neus scheen ergens te willen binnendringen; mond en kin lagen in een terugwijkende lijn; alleen het intellectuele voorhoofd schonk iets van welwillende rechtheid en dit onbarmhartige aspect van het gelaat. Van voren een wolk, van opzij een ingewikkeld moordtuig, door de bril enigszins geciviliseerd tot iets leraarachtigs. Geen wonder, dat de schouders van de man lomp en ongelijk waren, zijn bewegingen links, zijn lange, fijne handen onrustig. Zo’n ingewikkeld gebouwd hoofd te moeten dragen…”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten