zaterdag 21 oktober 2023

Vic van de Reijt – De ontdekking van Elsschot


 

Karel van het Reve was een groot liefhebber van het werk van Willem Elsschot. In 1977 voorspelde hij dat het wel twintig, dertig jaar zou duren voordat Elsschot erkend zou worden als een van onze grootste schrijvers. Hij kreeg gelijk. Er kwamen heruitgaven tot stand, vertalingen, een mooie editie van zijn verzameld werk, een biografie en een brievenboek. Er bestaat zelfs een Elsschot-genootschap. Niet in de laatste plaats droeg Vic van de Reijt bij aan deze bredere belangstelling en waardering voor Elsschot. Hij schreef zijn biografie en gaf zijn brieven uit. Maar het onderzoek gaat nog altijd door. Er was eind jaren zeventig nog weinig over de schrijver Elsschot en de persoon Alfons de Ridder bekend. In deze bundeling van veertig stukken over de grote schrijver krijg je inzicht in dit onderzoek en word je meegenomen in de vrolijke obsessies van Vic van de Reijt. 

 

Een nadeel van het bundelen van stukken over een lange periode - van 1981 tot 2018 - is dat veel informatie inmiddels algemeen bekend is bij de Elsschot-liefhebber. Bovendien heeft Van de Reijt niet in zijn stukken gesneden, waardoor er nogal wat overlap in zit. De uitspraak van Karel van het Reve wordt bijvoorbeeld tweemaal geciteerd. Dit is een klein voorbeeld, maar veel ontdekkingen of herinterpretaties komen meerdere keren voorbij. Van de Reijt houdt er bovendien van om onjuistheden te weerleggen en dit soms te herhalen. Elsschot las wel degelijk veel literatuur, vooral toen hij in Parijs woonde las hij veel Franse schrijvers; de roman Kaas gaat minder over zijn afkeer van het handelsvak dan over zijn afkeer van de literaire wereld; en Alfons de Ridder verdiende wel degelijk goed als reclameman.

 

Wanneer mensen slordig of onwetend over Elsschot schrijven, of te lui zijn zich in de schrijver te verdiepen dan hakt Vic van de Reijt er genadeloos op in. Ene Jean Surmont, een Oostendse leraar, schreef in 2004 een boek over Elsschot, waar Van de Reijt over schrijft: “Eens in de zoveel jaar verschijnt er een boek dat zó onnozel is dat het als verplichte leerstof dient te worden voorgeschreven aan eerstejaars studenten Nederlands.“ Vervolgens noemt hij het grote aantal fouten, onbewezen stellingen en voorbeelden van misplaatste erudiete. Het is een geestig stuk, maar het verschijnen van een dergelijk boek toont ook aan dat veel misvattingen hardnekkig zijn. Literatuurwetenschapper Annemarie Kets-Vree krijgt er even goed van langs. Sportief is dat Van de Reijt haar reactie in de vorm van een ingezonden brief in zijn boek heeft afgedrukt. Veel maakt het niet uit. Wanneer ik haar naam ergens lees, dan moet ik meteen aan W.F. Hermans denken, die haar eens in een stuk over Multatuli geheel afbrandde.

 

In De ontdekking van Elsschot zijn vooral de enthousiaste stukken over nieuwe vondsten de moeite waard, zoals de ontdekte mosterdverzen die Elsschot schreef voor een Belgische mosterdproducent in de door hem uitgegeven Snoeck’s almanakken, of over de zoektocht naar het werkelijk bestaande wereldtijdschrift in Vlaamse bibliotheken. Dat Elsschot in de jaren 1918-1922 stukjes schreef voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant was ook nieuw voor mij. Ze waren anoniem, dus onderzoekers hadden er een flinke klus aan ze uit de archieven op te diepen en dan nog is het onzeker of ze allemaal door Elsschot zijn geschreven. 

 

Al met al is De ontdekking van Elsschot een mooi boek dat niet mag ontbreken in de verzameling van een Elsschot-liefhebber. Het meeste wat ik las wist ik al of wist ik half, een paar anekdotes. Er verscheen in Indonesië een roofdruk van Kaas. Elsschot kreeg een exemplaar van deze vertaling toegezonden en reageerde met een schrijven waarin hij aangaf geen toestemming te hebben gegeven. Zijn eigen uitgever kreeg een vertegenwoordiger van de Indonesische uitgeverij te pakken. Deze probeerde het af te kopen in ruil voor specerijen. Hier ging men niet op in, “hoewel Elsschot er wel oren naar had.” Hier zag ik de zakenman De Ridder voor mij, die handel rook. Zo probeerde een vertegenwoordiger van de Wereldbibliotheek - Elsschot zocht een nieuwe uitgever – hem een keer een verzekeringspolis aan te smeren. “De lijmer gelijmd!” Hij ging er niet op in en vond als schepper van het Wereldtijdschrift de naam Wereldbibliotheek verdacht. Tot slot, in een discussie over de serviceverlening van de kleine kruidenier gaf Elsschot aan een bezoeker een demonstratie van hoe hij Bols bestelde. Hij belde op, noemde zijn naam en begon te tellen. Vervolgens liep hij met zijn horloge naar de gang, waar bij de deur de loopjongen hem de fles overhandigde en Elsschot sprak: “Vijfendertig seconden. Het record is niet gebroken.”

Geen opmerkingen: