woensdag 18 januari 2023

Mathijs Deen – De Wadden


 

Het Waddengebied speelt vaak een rol in de romans van Matthijs Deen, zoals in de spannende roman De Hollander, die ik pas las. De Wadden uit 2013 is een brede geschiedenis van het gebied en heeft als heldere ondertitel een geschiedenis. Deen begint in de ijstijd en eindigt bij het hedendaags toerisme op de eilanden. Zijn boek gaat niet alleen over de menselijke geschiedenis maar ook over geologie en biologie. 

 

Deen heeft ervoor gekozen zijn boek thematisch in te delen én de chronologie te behouden. In het voorwoord beschrijft hij een vakantie uit zijn jeugd; de eerste keer naar Vlieland. Zijn vader was een ernstige, gesloten man. De huisarts had de Wadden aangeraden vanwege de frisse lucht. In de auto vertrok het gezin vanuit Twente. Zijn vader ontdooide zichtbaar op het eiland. Bij de eerste boswandeling maakte hij een huppeltje. Het gezin keerde jaar na jaar terug naar Vlieland. De liefde van Mathijs Deen voor de Wadden moet daar ontstaan zijn.

 

De Waddenzee ontstond tienduizend jaar voor onze jaartelling aan het einde van de laatste ijstijd. De zeespiegel steeg en de Noordzee liep vol. De brede kuststrook van wat nu Nederland is werd een kweldergebied. Waar ooit mammoeten wandelden wordt in onze tijd regelmatig delen van een skelet van deze olifantachtige opgevist. Bij het ophalen van de netten ging een venster open op de oertijd, zoals een visser het uitdrukt.

 

De geschiedenis van de eilanden is lang. Deen beschrijft de Romeinse tijd aan de hand van teksten van Plinius die zich ooit in de Friese gebieden waagde. Het land had lange tijd een zelfstandige status. Kleine gemeenschappen leefden er volgens hun eigen wetten en gebruiken. Zij exploiteerden het land, maar een storm kon zeewater over de akkers laten stromen, waarna de boeren weer opnieuw moesten beginnen. In de Middeleeuwen waren er veel kloosters in het gebied. Monniken bewerkten het land en zorgden voor waterbeheer. Hoewel de kleine gemeenschappen elkaar soms naar het leven stonden werd in de Friese gebieden al snel begrepen dat je moet samenwerken om te overleven. Ieder dorp droeg zorg voor een stuk dijk. Dat systeem werkt alleen als iedereen meedoet.

 

De zelfstandige geest vond je ook op de Waddeneilanden die later bevolkt werden. Er permanent wonen was niet altijd en op alle stukken drooggevallen land mogelijk. Een van de terugkerende constateringen in het boek is dat niets op zijn plek blijft in de Waddenzee. Die eigen status werd bevestigd doordat eilandbewoners de zee beter kenden en wisten waar de geulen waren waar je kon varen door dieper water. Ook de afgelegen ligging speelt natuurlijk een rol. De eilanden hadden hun eigen rechtspraak in de Middeleeuwen en waren voor voedselvoorziening, veiligheid, vervoer, enzovoorts op zichzelf aangewezen. Uit de geschiedenis komt steeds naar voren dat, wanneer een eilander op het gebied van politiek of handel te intensief gaat samenwerken met iemand van de wal, het mis gaat. Deen bespreekt de tachtigjarige oorlog, de komst van de Geuzen, de Franse bezetting ten tijde van Napoleon en de voor mij volstrekt onbekende geschiedenis van de walvisvaart in de 18de eeuw. Hij schrijft - en vertelt, een deel van het boek beluisterde ik - uitermate boeiend.

 

In tijden van oorlog waren de eilanden wijkplaatsen. De oorlog leek altijd ver weg. Het speelde zich elders af. Zelfs tijdens de Tweede Wereldoorlog hielden de Duitsers zich er heel kalm. Alleen in de laatste dagen van de oorlog ging het op Texel volledig mis. Georgische troepen die aan Duitse zijde vochten kwamen in opstand. De Duitsers sloegen dit wreed neer. Maar bekijk je de geschiedenis van de laatste eeuwen, dan is dit een uitzondering. Opmerkelijk vond ik dat Schiermonnikoog lange tijd particulier bezit was, zelfs tot aan de Tweede Wereldoorlog. Ameland was zelfs tot aan de Franse tijd een eigen staat.

 

Deen beschrijft ook de natuur van de eilanden. Jac. P. Thijse en andere natuurkenners komen voorbij. Hij besteedt een heel hoofdstuk aan de rotgans, een vogel waarvan men lange tijd niet wist hoe hij zich voortplantte. De vogeltrek was niet bekend eind zestiende eeuw. Men dacht dat de ganzen uit schelpen ontstonden, totdat de leergierige officier Gerrit de Veer in deze tijd op Groenland een kolonie rotganzen zag broeden. Hij nam de eieren mee als bewijs, maar de schelpenmythe hield nog lang stand.

 

Zo staat dit boek vol met dit soort razend interessante verhalen die door Mathijs Deen beeldend worden gebracht. Hij gebruikt geen voetnoten en vertelt soms alsof hij er zelf bij geweest is. Dit staat volgens mij de wetenschappelijke waarde ervan niet in de weg. Hij laat het verleden leven. Al met al is De Wadden met ruim 300 pagina’s eigenlijk te dun. Ik had er nog meer over willen lezen. Ik zag dat Mathijs Deen meer geschiedenisboeken geschreven heeft, zoals over de rivier de Rijn. Ik kijk ernaar uit dit boek te lezen.

Geen opmerkingen: