dinsdag 10 januari 2023

Andreas Burnier – Een tevreden lach


 

Andreas Burnier (1931-2002) was als feministe in de jaren zestig een voorloper en inspiratiebron voor velen. Ze was een aantal jaren getrouwd met een man en kreeg kinderen, maar voelde zich van jongs af aan meer aangetrokken tot vrouwen. Belangrijker was misschien nog dat zij zich een man voelde in een vrouwenlichaam. Zij had joodse wortels en zei eens: "Het is altijd een voorrecht te worden geboren in een onderdrukte groep.” Deze persoonlijke thema’s vormen een belangrijk deel van haar werk. Naast schrijfster van romans, verhalen en essays was Burnier hoogleraar criminologie.

 

Na haar dood leek zij langzaam vergeten te worden. In 2015 verscheen echter de biografie Andreas Burnier, metselaar van de wereld van Elisabeth Lockhorn. In dezelfde tijd werd werk van haar opnieuw uitgegeven en vorig jaar verscheen een selectie ervan in de serie privé-domein. Ik heb ooit - toen ik op de Sociale Academie zat - werk van haar gelezen, maar ik kon mij er weinig van herinneren toen ik haar debuut las. Een tevreden lach kwam uit in 1965 en is eigenlijk bizar actueel. De roman werd in de tijd ook direct erkend als meesterwerk. Voor het boek ontving zij de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. Zij werd zowel geprezen om haar onderwerpskeuze als om haar stijl.

 

De roman is vrij kort, maar het verhaal over Simone, een jonge vrouw die worstelt met haar geaardheid is heel compact geschreven. De belevenissen, haar gedachten en de filosofische bespiegelingen vloeien in elkaar over. Zij opent met: “Elk boek is een gevaar.” Waarschijnlijk besefte zij dit al te goed toen zij dit verhaal opschreef. Het is persoonlijk, maar het gaat ook over schrijverschap in het algemeen: de wens, wil of noodzaak om te schrijven. Tijdens het schrijven stapt Burnier regelmatig het verhaal in en schrijft dan bijvoorbeeld - na de eerste alinea van een nieuw hoofdstuk - dat je ware verhalen zo niet meer kunt beginnen. Ze stelt een beter begin voor en schrijft een alinea later dat dit ook waar gebeurd is. Je leest zo hoe een schrijver probeert het echte verhaal – haar leven – zo dicht mogelijk te naderen, maar wel in een roman. Het perspectief wisselt geregeld. Burnier beschrijft Simone’s leven van buitenaf, maar in een volgend hoofdstuk is Simone de verteller en de ik-figuur.

 

In het verhaal overschrijdt Simone grenzen. Zij gaat in Amsterdam op een kamer wonen, kleedt zich nadrukkelijk als man en gaat een mannencafé binnen. Zij wordt niet geaccepteerd. Later voelt zij zich meer man en beweegt ook al zodanig. “Nu, daar ging ik, in mijn jeans en jopper, het haar en brasse, opnieuw de wereld in. Maar ik was geen kledingfetisjist. Ik was een seks-barrière doorbreker om te beginnen en de rest: het opstijgen tot hogere stadia van bewustzijn, zou vanzelf wel volgen.” 

 

Het verhaal speelt in de jaren vijftig. Je leest over het burgerlijke milieu en het verzet ertegen van Simone. Ze woont even in Parijs, heeft geen geld, krijgt een relatie met een oudere man en trouwt daarna met een uitgever. De mensen in haar omgeving zijn allemaal een beetje raar en begrijpen Simone totaal niet. Zij is superintelligent, studeert hard, maar krijgt een toeval waardoor zij niet meer kan lezen. Ze wisselt vaak van gedachten en als lezer ben je voortdurend verrast. Uiteindelijk gaat het om de vrijheid om als mens te leven zoals je zelf verkiest. Simone is enige tijd in Griekenland. Bij terugkomst denkt zij: “Mijn god. Holland.” Zij is bang terug te schieten in een kramp. Zij beseft dat ze erdoorheen moet gaan: “door nog twee studiejaren, door de blikken, het gezeik, de roddels, achterklap, afgunst achter de horren, de jurk die je wel aan moet hebben bij bepaalde gelegenheden.” Achter de hele stervensellende - de opsomming gaat nog even door - ziet zij enige hoop, “dan zal ik alles afgeboet moeten hebben en weer gewoon mogen leven, als een man, als een mens.”

Geen opmerkingen: