Ida Simons (1911-1960) is inmiddels de meest bekende vergeten schrijver van Nederland. Zij was in de eerste plaats pianiste. Na de Tweede Wereldoorlog legde zij zich meer toe op het schrijven. In 1959 publiceerde zij Een dwaze maagd, de roman waarmee zij bekendheid verwierf en die het bestaansrecht is van deze biografie. De roman beleefde na haar dood enkele herdrukken die niet veel deden. Ida Simons werd door het grote publiek vergeten. Pas in 2014, bij een herdruk van uitgeverij Cossee, werd het boek een bestseller en kreeg het ook internationaal de nodige aandacht.
Mieke Tillema heeft haar biografie de ondertitel pianiste, schrijfster, overlevende gegeven. Ida Simons had een internationale achtergrond. Zij werd geboren in Antwerpen in een Joods milieu als Ida Rosenheimer. Haar vader kwam uit Duitsland, haar moeder - waar zij in haar volwassen leven het contact mee verbrak - was Nederlandse, maar groeide op in Engeland. Het gezin verhuisde naar Scheveningen waar Ida haar jeugd doorbracht. Zij groeide meertalig op en was op meerdere gebieden zeer talentvol. Muziek was haar grootste passie. Zij was voor de oorlog redelijk succesvol, trad op in grote zalen, ook als soloartieste. De recensies waren vaak positief, maar niet altijd. Misschien was zij niet goed genoeg om echt tot de groten te gaan behoren maar door de oorlog is haar carrière voorgoed geknakt. Fysiek was zij verzwakt en geestelijk kon zij het waarschijnlijk ook niet meer ten volle opbrengen. Haar carrière als pianiste is een van de lijnen in deze biografie.Een tweede lijn is de Tweede Wereldoorlog. In 1933 trouwde Ida met David Simons, een begaafd jurist, hoogleraar en later een hoge ambtenaar in het naoorlogse Nederland. Zij kregen één zoon; Jan werd geboren in 1937. Het gezin is vóór de oorlog niet gevlucht naar Engeland, hoewel zij er contacten hadden. Ida was misschien wat naïef wat betreft de dreiging van de Nazi’s. Zij was gewoon niet met politiek bezig. Tillema geeft echter aan dat zij in de oorlog eerder dan anderen al wist of sterke vermoedens had van de vernietigingskampen. Het gezin behoorde tot de culturele en maatschappelijke elite. David stond in goed contact met de Joodse Raad. Het gezin was geplaatst op de zgn. Frederikslijst en had daarmee een verklaring van vrijstelling van tewerkstelling. In april 1943 werden alle Haagse joden toch overgebracht naar Barneveld.
Tillema doet voor zover de bronnen dat toelaten nauwkeurig verslag van het leven in het ‘kasteel’ te Barneveld en later van het leven in Westerbork. Ida is natuurlijk niet blij met de leefomstandigheden en klaagt bijvoorbeeld over het dagenlang schillen van aardappelen. Achteraf, gezien wat er met de meerderheid van de joden is gebeurd, komen dit soort ongemakken nogal verwend over, maar dat kun je de gevangenen in Barneveld en Westerbork natuurlijk niet verwijten. Later wordt het gezin - Jan is erg zwak en vaak ziek - naar Theresienstadt gedeporteerd. Dit kamp werd door de Nazi’s uit propagandaoverwegingen als modelkamp voorgesteld. Zelfs hier kon Ida nog muziek maken. Er waren net als in de eerdere kampen regelmatig muziekoptredens.
In Theresienstadt geschiedt ’het groote wonder’. Het gezin krijgt een plek in het Zwitserlandtransport. Vooraf is er veel onzekerheid en twijfel, maar het blijkt werkelijk waar te zijn. Zij zitten op het laatste transport dat op 5 februari 1945 vertrekt. Hadden zij niet dit geluk gehad, dat was het natuurlijk de vraag of het gezin het had overleefd. De oorlogservaringen heeft Ida Simons op verschillende manieren verwerkt. Literair is de novelle ‘In memoriam Mizzi’ hier een voorbeeld van. Het verhaal dat zich afspeelt in Theresienstadt is op veel punten autobiografisch. Zij heeft de rest van haar leven met verschillende mensen gesproken over de oorlog, maar waarschijnlijk is zij nooit deze traumatische ervaring te boven gekomen. Tillema speculeert hier verder niet over. Sowieso houdt zij zich verre van goedkoop psychologiseren. Zelf bedacht ik dat zij misschien getraumatiseerd was omdat zij het wel heeft overleefd en anderen niet. Al met al heeft zij het niet heel zwaar gehad in de drie kampen, terwijl er miljoenen mensen zijn gestorven. Waarom hadden zij geluk en anderen niet? Dit is een vraag die waarschijnlijk wel door haar hoofd zal zijn gegaan, maar hier is niets over in bronnen terug te vinden.
Waar zij wel over schrijft in brieven is de slechte ontvangst in Nederland. Veel overlevenden hadden niets meer en vaak hadden de buren hun huizen leeggeroofd of in bezit genomen. Joden werden al met al niet gezien als groep die extra te lijden had gehad in de oorlog. Er werd vooral vooruit gekeken. Ida Simons noemt het desinteresse in ons lot. Zij voelt zich hierdoor minder en minder thuis in Nederland. Een schandalig toppunt van naoorlogse Nederlandse bureaucratie is de naheffing die veel joodse gezinnen kregen voor het betalen van erfpacht over de periode dat zij in een kamp zaten. Het is verbijsterend.
De derde lijn in deze biografie is natuurlijk het schrijverschap van Ida Simons. Vlak na de oorlog verschijnt er een dichtbundel van haar hand, Wrange oogst. Het zijn eenvoudige gedichten, die wel een weerslag zijn van haar oorlogservaringen. Later schrijft zij allerlei soorten teksten: cabaret, liedjes, spannende verhalen, maar het meeste is niet voor publicatie bedoeld of geschikt bevonden. Ondertussen laat de muziek haar niet los. In 1950/1951 houdt zij een piano-tournee door de VS als Holland-promotie. Zij krijgt er niet voor betaald, maar het geeft haar wel voldoening. Tillema citeert uit recensies die overwegend positief zijn. De tragiek van het leven van Ida Simons is dat zij het liefst pianiste wilde zijn, maar door de oorlogsomstandigheden hier niet in slaagde. Het afbreken van haar carrière noemt zij meer dan frustrerend. Haar andere talent kreeg hierdoor wel de ruimte. Na de oorlog ging Simons gebukt onder depressies. Het valt niet goed uit te maken in hoeverre deze te maken hebben met haar afgebroken muziekcarrière, met haar kampervaringen of dat het haar aangeboren karakter was.
Na de oorlog komt zij meer en meer in contact met schrijvers als Marnix Gijsen en Pierre H. Dubois. Met Gijsen voert zij een uitvoerige briefwisseling, waar Tillema vaak naar verwijst. Haar eerste literaire werk, dat zij onder pseudoniem uitbrengt, is de bundel met twee novellen getiteld Slijk en sterren. De commentaren zijn wisselend en niet altijd positief. Het boek verkoopt nauwelijks. Uiteindelijk komt zij in 1959 met De dwaze maagd, dat besproken wordt alsof het haar debuut is. De kritieken zijn lovend en het boek verkoopt uitstekend. Het boek wordt zelfs uitgeroepen tot boek van het jaar, boven romans van Mulisch en Vestdijk.
Als biografe had Tillema het niet makkelijk. Er zijn niet veel mensen die zij nog kon spreken die Ida Simons bij leven hebben gekend. Het materiaal was niet overvloedig. Veel brieven zijn verloren gegaan, een dagboek hield zij niet bij en niet heel veel getuigen hebben over haar geschreven. Sommige bronnen omarmt zij in het bijzonder. Er is weinig bekend over haar jeugd, maar er is een poesiealbum bewaard gebleven. Hier besteedt zij heel veel aandacht aan. En zo put zij ook veel uit haar literaire werk, dat inderdaad sterk is gebaseerd op haar leven. Steeds moet zij er dan bij vermelden dat dit fictie is, maar toch een goed beeld geeft van haar leven.
Aan de ontvangst van De dwaze maagd besteedt Tillema vanzelfsprekend aandacht. Ida Simons was uiteraard erg blij met de recensies en de aandacht. De aandacht voor dit succes werd overschaduwd door haar dood een jaar later. Zij was vaak moe en vanwege haar depressies niet in staat om mensen te zien. Een paar maal dacht zij een hartaanval te hebben gehad, maar het bleek later iets anders te zijn. Of haar overlijden zelfdoding was of dat zij een natuurlijke dood is gestorven, is niet met zekerheid te zeggen. Mensen die de biografe sprak lieten zich er niet expliciet over uit. Wel citeert zij een bron waaruit blijkt dat er in kleine literaire kring van zelfdoding werd uitgegaan.
Tillema besteedt door haar hele boek heen aandacht aan Ida's sombere gevoelens. Heel vaak was zij moe en lag dan dagenlang in bed. En zij ging veel naar kuuroorden. Uiterlijk was Simons vaak opgewekt, maar een voortdurende depressie maakte haar leven soms tot een hel. Opmerkelijk is de vaak lichte toon in haar werk, haar verfijnde humor. Tillema zegt hierover. “Het is de paradox van de overlevende: haar humor en geestkracht houden haar in leven, maar dat kost haar uiteindelijk de energie die zij nodig heeft om in leven te blijven.” Een andere trek in haar karakter is de overdreven bewondering voor een aantal mensen om haar heen. Zij cijfert zichzelf dan helemaal weg en ziet het positieve in de ander uitvergroot.
De biografie van Ida Simons is een overzichtelijk en niet te lang verhaal geworden. Het boek geeft een gedegen inzicht in de persoon en het werk van de pianiste, schrijfster en overlevende. Een aantal zaken benoemt Tillema wel, maar werkt ze niet verder uit, vooral door gebrek aan bronnenmateriaal. De relatie met haar man David was verstandelijk. Er is weinig hartstocht terug te lezen in hun correspondentie. Ook verbleef zij vaak langere tijd van huis, om te kuren of vanwege een tournee. Haar relatie met Marnix Gijsen en met een aantal andere mannen was waarschijnlijk platonisch, maar het zou mij niet verbazen als het verder was gegaan dan dat. Tillema laat zich hier niet over uit. Een laatste punt is de breuk met haar moeder en de zeer afstandelijke houding tegenover haar. Waar dit vandaan is gekomen valt niet meer te achterhalen. Mieke Tillema onthoudt zich van speculaties en wild psychologiseren. Zij wilde een zo objectief mogelijk verhaal neerzetten, maar zij deed dit denk ik ook uit respect voor de persoon Ida Simons en haar naaste omgeving.
2 opmerkingen:
Hoi Alek, ik geloof niet dat ik meteen naar de boekwinkel ren om deze biografie of één van de boeken van Ida Simons te kopen en te gaan lezen, maar ik vind het wel een mooie bespreking. Groetjes, Erik
Ha Erik, het is een dikke pil, maar deze biografie staat hoog op mijn verlanglijst en na het lezen van deze bespreking helemaal. ;-)
Groetjes, Marjon
Een reactie posten