dinsdag 24 augustus 2021

Szczepan Twardoch – Het zwarte koninkrijk


Het zwarte koninkrijk uit 2018 volgt op De koning dat in Polen twee jaar ervoor uitkwam. Szczepan Twardoch (1971) is een bestsellerauteur en zijn boeken zijn het meer dan waard om te worden vertaald. Deze recente vertaling is van Charlotte Pothuizen, die ook De koning vertaalde. De hoofdpersoon in De Koning is Jakub Shapiro, een Joodse bokser en bendeleider in het Warschau aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Het zwarte koninkrijk speelt ín de oorlog, voornamelijk in het getto van Warschau. Jakub is lichamelijk verzwakt en wordt geholpen door zijn vriendin Ryfka. Het criminele milieu van vóór de oorlog was wreed, bloederig en grotesk, maar het absurde zorgde ook voor humor in het verhaal. Dit tweede boek staat ook vol wreedheden en menselijk moreel verval. De uitzichtloosheid is nog sterker aanwezig en de humor is praktisch verdwenen uit het verhaal.


Twardoch vertelt het verhaal vanuit twee perspectieven, vanuit Ryfka en Jakubs zoon Dawid. De hoofdstukken hebben de namen van deze twee hoofdrolspelers. In het verwoeste getto vinden zij gescheiden van elkaar een schuilplaats. Ryfka verzorgt Jakub en moet er ’s nachts op uit om heel voorzichtig aan voedsel te komen. De omstandigheden zijn verschrikkelijk. Dawid zoekt zijn vader en wil hem doden. Twardoch vertelt vanuit deze positie het verhaal over hoe zij hier terecht zijn gekomen. De koning sloot af met de vliegreis naar Palestina, waar het gezin eind jaren dertig heen zou emigreren. Jakub besloot op het laatste moment het vliegtuig te laten terugkeren om in Warschau te blijven. Dit gegeven keert regelmatig terug in het verhaal, wat als? Maar er bestaat geen ‘wat als?’ 

 

Twardochs manier van vertellen is heel bijzonder. Hij schakelt moeiteloos vanuit het heden naar het verleden en verwijst ook voortdurend naar de toekomst zonder de richting waar het verhaal heen gaat prijs te geven. Zijn schrijfstijl versterkt dit effect. Hij laat de Ryfka in het nu vaak zeggen: “Ik herinner, herinnerde mij” of “Ik loop, liep verder.” De beide personages spreken de lezer heel direct toe, maar daarnaast is er een alwetende verteller die in hun hoofden zit. Ryfka zegt bijvoorbeeld dat zij een gedeserteerde Duitser, waar zij een tijdje ondergronds mee optrekt, zou hebben gedood als zij toen had geweten dat hij een vrouw in rode jurk heeft moeten doden aan de rand van een massagraf, terwijl de Duitser zei nooit iemand gedood te hebben. Maar er is in het verhaal geen ‘toekomst’ waarin zij deze moord van de Duitser kan hebben geweten. Het is de alwetende verteller die in haar perspectief kruipt om allerlei omstandigheden toe te lichten, over haar verleden of over de mensen die zij tegenkomt. Dit lijkt een complexe constructie, maar het verhaal heeft enorme vaart en de overgangen in perspectief verlopen heel vanzelfsprekend. Als lezer rol je van het ene in de andere gebeurtenis of beschouwing.

 

Ryfka en andere personen lijken geen geweten meer te hebben. Zij zijn uitsluitend bezig met overleven. Dawid zit verschanst in een bunker met een man die zijn been heeft verwond. Het is noodzakelijk geworden het been af te zetten. Een fles wodka dient als verdoving, verder is er een scherp met en een zaag aanwezig. Twardoch beschrijft de situatie op zo’n manier dat de rillingen je over de rug lopen. De man bezwijkt tijdens de operatie, maar het grootste probleem wordt voor Dawid hoe hij zich kan blijven schuilhouden op deze plek met een rottend lijk naast zich. Lang stilstaan bij het lot van deze overledene, en dat van vele anderen, daar is geen plaats voor. 

 

Er staan meer uiterst wrede beschrijvingen in het boek, zoals de scene waarin gouden kiezen worden getrokken uit monden van doodgeschoten Joden in een massagraf. Wat het extra luguber maakt, naast het feit dat je beseft dat dit soort dingen werkelijk hebben plaatsgevonden, is de amorele manier van beschrijven van Twardoch. “Het is niet eenvoudig om een lijk een gouden tand uit te trekken. Maar het kan.” Vervolgens beschrijft hij heel technisch de methode om dit te doen. Twardoch gaat vaker in op bepaalde details. Zo wijdt hij vele pagina’s aan de beschrijving van de diverse wapens of aan de inhoud van een ransel van een soldaat.

 

Met Het zwarte koninkrijk heeft Szczepan Twardoch zichzelf overtroffen. In een strakke stijl en met een verhaal vol hysterie laat hij de hel van het getto van Warschau zien. Binnen de twee perspectieven vertelt hij het algemene verhaal van de stad en van de Tweede Wereldoorlog en de persoonlijke geschiedenis van het markante personage Jakub Shapiro. In deze hel is de wil om te overleven groter dan een of ander besef van moraliteit of gerechtigheid. Ryfka zegt het puntig. “Gerechtigheid is de belachelijkste van alle ficties waar mensen in willen geloven.” In De Koning dook regelmatig een potvis op. Hij zweefde over de gebeurtenissen heen of hing ergens ver in de lucht. De potvis staat voor het geweten, de moraal. Helemaal aan het eind van Het zwarte koninkrijk verschijnt heel even een potvis in het luchtruim. 

Geen opmerkingen: