Roderik Six (1979) is een Vlaamse schrijver en journalist. Zijn romans – Monster is zijn vierde – worden alom lovend besproken. Op zijn website citeert de schrijver uitbundige reacties van collega-schrijvers, zoals van Stefan Hertmans: “Stilistisch loepzuiver, filmisch en suggestief. Zelfs van een onwereldse poëzie. Een exotische droom als dystopie.” Zo’n citaat zou de lezer moeten prikkelen, maar ik ben meer geneigd op mijn hoede te zijn. Drie van zijn romans hebben eenlettergrepige titels en beginnen met een V. De covers van zijn boeken hebben vage kleuren en beloven geheimzinnigheid en diepgang. Ik krijg het gevoel, hier is een schrijver die nadrukkelijk de menselijke ziel bloot wil leggen.
Het verhaal in de korte roman Monster gaat over een man waarvan de vrouw door een auto-ongeluk om het leven is gekomen. Het wordt van binnenuit verteld. De man is totaal van de kaart en zijn blik op de wereld is vertroebeld door verdriet. De eerste zin is meteen raak. “Vandaag is mijn vrouw overleden. Of misschien gisteren. Ik weet het niet meer. Ik ben dronken.” Een prachtige zin, die verwijst naar de roman De vreemdeling van Albert Camus, las ik in de bespreking van Christiaan Weijts voor De Groene Amsterdammer. De eerste zin van De Vreemdeling, in vertaling Adriaan Morriën luidt: “Vandaag is moeder gestorven. Of misschien gisteren, ik weet het niet. Ik ontving een telegram uit het gesticht: ‘Moeder overleden. Morgen begrafenis. Met leedwezen’. Daar is niets uit op te maken. Misschien was het gisteren.” In het hele boek zijn overeenkomsten met en verwijzingen naar Camus te vinden. Ik kan hier beter niet te veel over uitweiden, want dan geef ik de verrassende wending in de tweede helft van Six’ boek weg.
De treurende man gaat helemaal op in zijn verdriet. Hij rookt en drinkt aan een stuk door. Hij maakt niet meer schoon, gaat niet meer onder de douche en vervuilt. De deur houdt hij gesloten en telefoontjes beantwoordt hij niet. Hij lijkt onverschillig, de wereld gaat langs hem heen. De man wil zich van alles ontdoen, van zijn verleden en van alles wat aan zijn vrouw herinnert. Haar kleding verbrandt hij, zijn ring gaat mee in het graf. Bij iedere beslissing om af te rekenen met het verleden zegt hij: “En dat is dat.” In een volgende fase van droefheid valt hij terug op regelmaat. Hij stopt met zich te verdoven en ruimt zijn huis op. Zijn regelmaat krijgt dwangmatige trekken. Halverwege het boek gaat zijn leed een nieuwe fase in en krijgt het verhaal een nieuwe wending.
Six beschrijft de situatie van de man heel intens. Toch blijft het verhaal afstandelijk. Zijn beschrijving is weinig invoelend, misschien omdat de hoofdpersoon juist heel afstandelijk en koud reageert op zijn omgeving. Zijn verdriet uit de man vooral door afstand te nemen van de wereld om hem heen. Hij keert zich naar binnen toe. Je kunt hierdoor zijn verdriet niet echt meebeleven. Daarin is het boek heel anders van toon dan bijvoorbeeld Toniovan A.F.Th. van der Heijden of Contrapuntvan Anna Enquist. Het taalgebruik van Six is af en toe hoogdravend en hij gebruikt iets te veel clichés naar mijn smaak, twee voorbeelden: “Langzaam vult het huis zich met stilte. Onuitgesproken woorden stapelen zich als zwijggas op tegen de plafonds – op een dag zal het de vloer bereiken. Kun je stikken in stilte?” en de dooddoener: “Leven is elke dag een beetje sterven…” Monster is een geslaagd boek, maar niet de hooggeprezen roman, zoals voorgesteld door verschillende critici.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten