Paul
Léautaud schreef twee soorten dagboeken, literaire en particuliere. In de
laatste beschrijft hij de omgang met zijn minnaressen. In dit deel draait het om de getrouwde madame Cayssac. De vrouw waar hij 20 jaar lang een
relatie mee had. Hij duidde haar aan met de Panter, de Gesel of gewoon met
madame…
In dit
dagboek staan vaker de befaamde drie puntjes. Dan gaat het om een seksuele
toespeling of een lichaamsdeel waarvan de lezer vrij eenvoudig kan raden wat er
bedoeld wordt. Op elke pagina staan zulke puntjes.
De
thematiek van hun relatie is beperkt. Léautaud geeft hoog op over haar
kwaliteiten in bed, haar lichaam en haar hitsigheden. Maar een paar pagina
verder is hij ten einde raad. Zij tart hem, maakt ruzie, verwijt hem van alles
en er valt volgens hem niets met haar te beginnen.
Hij denkt
op 19 oktober 1919 terug aan haar: ”aan alle vervelende ogenblikken, alle
kwetsende woorden, alle kleinzielige verwijten, … aan heel dat afschuwelijke
wezen dat deze vrouw is, buiten de tijd dat ze met mij in bed ligt.”
Léautaud
verlangt dan naar rust en eenzaamheid. Maar even later gaat hij weer naar haar
toe. Of zij achtervolgt hem en lokt hem mee naar huis. Hij blijft dan weer elke
dag eten. Wonderlijk is het dat de man van zijn minnares niks in de gaten
heeft. De geliefden zien elkaar in goede tijden iedere dag en bedrijven de
liefde een kamer naast die van haar man.
Ook bezoekt
Léautaud haar regelmatig op haar vakantiehuis, een dag reizen van Parijs. Een
extra bijkomstigheid is de enorme hoeveelheid huisdieren die zij beiden hebben.
Hij heeft tien katten in huis, plus een aantal honden. Een deel van de dieren
gaat mee op reis.
Madame is
heel trots op haar lichaam. Zij is al over de 50, maar vindt van zichzelf dat
zij er beeldschoon uitziet. Léautaud is het daarmee eens. “Maar god god, hoe
kan iemand zo’n lofrede op zichzelf afsteken en daarbij zo ontzettend blind
zijn! Daar is toch wel een behoorlijke dosis getiktheid en kinderachtigheid
voor nodig!” “Morgen is ze in staat om weer te gaan huilen als een wanhopige.
Ze jakkert zich af met dit spel, richt zich te gronde en maakt zich zelf ziek.
Ze is al aardig op weg.”
Het hele
boek gaat zo door. Het is leuk om te lezen, maar de herhaling gaat weleens
vervelen. De enige reden waarom hij steeds terugkeert, dat is haar lichaam en
het genot dat zij hem schenkt. “Wanneer ons lichamelijk genot voorbij was, dan
was meteen elke vorm van contact
verbroken.”
Hij wordt
er soms gek van en vat de relatie kort samen: “Eén uur plezier, acht dagen hel,
dat is het schema van onze verhouding.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten