‘In de tuin
van het geheugen’, vertaald uit het Pools door Esselien ’t Hart, is een familiegeschiedenis van een vrouw die tijdens
de Tweede Wereldoorlog kind was in Polen. Joanna Olczak-Ronikier begint haar
verhaal ver voor die dramatische tijd bij haar overgrootouders Julia en Gustaw
Horwitz. Het hele verhaal wijst vooruit op de oorlog. En er is een eeuw Poolse
geschiedenis in vervat. Zij maakte voor het schrijven gebruik van talloze
brieven, dagboeken en memoires. Veel familieleden hebben zelf geschreven of
komen voor in historische werken van anderen.
De grootmoeder
van de auteur is Janina Horwitz. Zij groeide op in Warschau aan het eind van de
19de eeuw. Het Joodse gezin bestond uit acht kinderen, De
overgrootmoeder Joanna werd jong weduwe. Haar man stierf in 1882, amper 38 jaar
oud. Een kleine chirurgische ingreep, die in die tijd gewoon in de eetkamer
werd uitgevoerd, liep uit op een bloedvergiftiging en werd hem fataal. Gustaw
was een rabijn, maar na zijn dood was Joanna niet meer openlijk godsdienstig.
In het
gezin was alles gericht op studeren en kennis verwerven. De kinderen spraken
diverse talen en kregen een culturele opvoeding. Janine zat in Warschau op de
meisjesschool. Polen was in de 19de eeuw verdeeld onder drie
landen. Warschau viel onder het strenge Russische regime. Op school mochten de
meisjes geen Pools spreken, wat wel gebeurde. Poolse geschiedenis werd in het
geheim onderwezen. De censuur ging zo ver dat Pools spreken zelfs op straat verboden
was.
Olczak-Ronikier beschrijft schitterend
hoe de moeder zich als alleenstaande vrouw staande hield in een tijd van
bezetting. Zij had het Joods geloof losgelaten en wilde haar kinderen een Poolse
opvoeding geven - in een tijd waarin dit praktisch verboden was – en tot
Europese of wereldburgers maken.
Janina was min of meer op
geestelijke vlak de middelste van de kinderen. De oudste vier zusters groeide op in de jaren tachtig van de negentiende eeuw.
De vrouw gold als hoedster van de huiselijke haard. Zij accepteerden de wereld
zoals die was en vervulden hun plichten.
De drie kinderen die na Janina
kwamen groeiden een decennium later op. De stemming onder de jeugd was compleet
veranderd. Zij verzetten zich actief tegen de bezetter. Vooral Maks was een heethoofd en een radicaal.
Voortdurend pleegde hij verzet, was op de vlucht en moest onderduiken.
Regelmatig vonden er huiszoekingen plaats. Hij werd een aantal keren naar
Siberië verbannen. Steeds makkelijker ontsnapte hij daar, keerde terug en ging
weer in het verzet.
Aan het begin van de twintigste eeuw
was het de tijd van continue politieke discussies. De revolutionaire partijen
bestookten elkaar nog heftiger dan dat zij zich richtten op de
gemeenschappelijke vijand Rusland. Maks stond eerst op vriendschappelijke voet
met kameraad Wiktor, oftewel Piłsudski, het latere hoofd van de nieuwe Poolse
staat. Hij was zelfs getuige op Maks bruiloft in 1904.
Later vond er een scheuring plaats
in de Socialistische partij. De ‘ouderen’, waaronder Piłsudski, streden voor
een onafhankelijk Polen en wilden dit bereiken door een nationale opstand. Maks
en de zijnen, de ‘Jongeren’ joegen een internationale wereldrevolutie na.
Olczak-Ronikier beschrijft deze
periode met veel gevoel voor spanning. In het huis van de familie zaten soms
mensen ondergedoken. Eenmaal belde ’s avonds de vrouw van Maks aan. Zij was
koerierster, een ‘dromedaris’. Zo werden vrouwen genoemd die onder hun kleding
illegale pamfletten e.d. vervoerden. Samen met een medestrijdster gaven zij een
grote hoeveelheid Russische bankbiljetten af, afkomstig van een overval. De
volgende dag zou het geld opgehaald worden.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog
verbleef Maks in Zürich. Hij voerde eindeloze discussies met Lenin. Ook hier was
er weinig eenheid in de revolutionaire groeperingen. In de goedkope socialistische
gaarkeuken zaten de bolsjewieken, de mensjewieken, de linkervleugel van de
Poolse Socialistische partij en de Sociaaldemocraten aan aparte tafeltjes en
spraken niet met elkaar.
Olczak-Ronikier zoomt in elk hoofdstuk in op een periode of een tak van de familie. De kinderen verspreidden
zich over Europa en gingen hun eigen weg. Bijzonder is het verhaal van haar grootouders,
Janina en Jakub Mortkowics. Zij begonnen in Warschau een boekwinkel en
uitgeverij.
De winkel groeide uit tot een
verzamelplaats van schrijvers. Jakub besteedde zeer veel aandacht aan luxe
uitgaven en verkreeg hier internationale bekendheid mee. Bij de uitgeverij
zaten bekende namen als Maria Dąbrowska, Żeromski, de pedagoog Janusz Korczak
en de kinderboekenschrijver Julian Tuwin.
De onderneming was succesvol, maar
zakelijk ging het niet goed. Jakub wilde geen concessies doen. In 1931 pleegde
hij zelfmoord. In een nagelaten brief schreef hij: “Ik was geen koopman en ik
sterf niet als een koopman.”
Zijn vrouw besloot, ondanks de
schuldenlast, de winkel en uitgeverij voort te zetten, met hulp van haar
dochter Hanna, de moeder van de auteur. Een paar dagen na dit besluit
verklaarde de verloofde van Hanna dat hij zich hun toekomst anders had
voorgesteld. Hij rekende erop eigenaar te worden van een goed lopende winkel.
Hij verliet haar.
Samen bouwden de twee vrouwen de
zaak weer op. Hanna ontmoette Tadeusz Olczak. Zij werd zwanger, maar het
huwelijk hield niet lang stand. Vlak nadat Joanna was geboren verliet Tadeusz
het huis waar ook de moeder van Hanna woonde.
Het succes van de winkel stopte bij
het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Alles ging verloren. De drie vrouwen,
Joanna was nog een klein kind, moesten onderduiken. Zij trokken van adres naar
adres. Zij verbleef lange tijd in een klooster. Moeder en grootmoeder leefde
eens 14 maanden ononderbroken samen op één kamer. Beiden schreven in die tijd
een boek. Op wonderbaarlijke wijze overleefden zij alle drie de
verschrikkingen. Bij de hereniging herkende de auteur haar moeder niet meer.
In de laatste hoofdstukken
beschrijft Olczak-Ronikier alle omzwervingen en vervolgingen van de
familieleden. Diegenen die net als Maks in de jaren dertig naar de Sovjet-Unie
waren uitgeweken hadden het niet minder zwaar dan diegenen die later onder de
Duitse bezetting hadden te lijden.
In Moskou en in de Siberische kampen
zagen zij de totale gekte en het wantrouwen van de bevolking. Toen Maks werd
gearresteerd was hun woning onmiddellijk toegekend aan een ander. Zijn vrouw en
kind kregen de officiële benaming ‘familieleden van landverraders’. Zij konden
geen kant meer op.
Andere
familieleden probeerden na de opmars van de Nazi’s te ontsnappen, via Litouwen,
maar ook zelfs via Japan en Iran. Een
aantal bouwde een nieuw leven op in Amerika. De meeste landen hielden echter hun
grenzen gesloten voor vluchtende Joden en stelden zich uiterst bureaucratisch
op.
Ryszard
Bychowski, een jong familielid meldde zich in 1942 vrijwillig aan als piloot om
vanuit Engeland te vechten tegen de Nazi’s. De vernietiging van de Joden
speelde op geen enkele manier een rol in de oorlogsvoering. Getuigen werden
niet geloofd. En veel Engelse piloten waren ronduit antisemitisch.
Het lot van
de Poolse soldaten in Engeland was bovendien extra tragisch, omdat bij de
conferentie in Teheran Polen was weggeschonken aan Stalin. Waarvoor vochten zij
nog? Het verraad voelde voor Ryszard dubbel. “Als Pool voelde hij zich verraden
door de wereld. Als Jood verraden door de Polen.” Hij overleefde het niet. Een
stom vliegtuigongeluk werd hem fataal.
Olczak-Ronikier
heeft met ‘In de tuin van het geheugen’ een fascinerende familiegeschiedenis
geschreven, waarin daarnaast het lot van Polen een hoofdrol speelt. Het verhaal
waaiert soms uit naar allerlei zijtakken in de familieboom. Soms raakte ik het
spoor daardoor even kwijt. De familieboom staat gelukkig afgebeeld aan de
binnenkant van het boekomslag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten