Ik ben
opgegroeid op Charlois en kan mij boekhandel Blok aan de Boergoensestraat goed herinneren. Vooral het etalage-eiland
waar je omheen kon lopen en waar de aantrekkelijke titels lagen uitgestald is
mij bijgebleven. In 1980 sloot de winkel.
Het
etalage-eiland is door Huib Blok bedacht in Dachau, waar hij te werk was gesteld.
Hij overleefde de dodenmars. Het idee voor zijn nieuwe winkel sleepte hem
erdoorheen. Hij had het ontwerp uitgetekend op ruitjespapier. Hij droeg het
altijd bij zich.
Jaren na de
oorlog had Blok de kans om zijn winkel uit te breiden. De aannemer gaf hij het
papiertje. In 1954 opende de winkel met het etalage-eiland!
Dit is één
van de mooiste verhalen uit dit prachtige boekje van Jan Brokken. Huib Blok was
de boekhandelaar van zijn vader, de dominee. Beide mannen hadden veel gemeen,
waaronder de godsdienst en de oorlog. Blok was gereformeerd en was tijdens de oorlog
actief in het verzet. Door stom toeval is hij er relatief goed vanaf gekomen.
Voor zijn
handel reisde hij vaak het hele land door. Dit was een goed excuus als hij door
de Duitsers werd aangehouden. Eens had hij een afspraak in Deventer met de
Landelijke organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Vanaf het station volgde hij
de juiste man naar het geheime adres.
“Uit
honderd mannen haal ik de gereformeerden er zo uit. Degelijk in pak. Ietwat
sombere blik. Ze lopen ook op een bepaalde manier: de bedachtzame tred van de
mannenbroeder.”
Naast een aantrekkelijke
etalage had Blok een goeie neus voor de verkoop. Hij wist mensen te verleiden zijn
boeken te kopen. Hij ging met koffers vol boeken de eilanden af om zijn waar te
slijten. Hij vond zichzelf geen cultuurdrager, zoals andere boekhandelaren over
zichzelf dachten. Tijdens een vergadering van de bond van boekverkopers riep hij eens uit: “Wij
zijn gewoon han-de-la-ren.”
Voor het
personeel was hij weleens streng. Hij kon nors uit de hoek komen. Maar het
aannemen van nieuw personeel ging heel goedmoedig. Na een aantal
standaardvragen stelde Blok de hamvraag. “Noem me de hoofdsteden van de
provincies. Als de sollicitant dan bij Noord-Holland Haarlem zei in plaats van
Amsterdam, riep hij: Aangenomen.”
Het verhaal
van Blok gaat niet alleen over die ene winkel. Jan Brokken betrekt de contacten
met andere boekhandelaren in zijn verhaal. Blok was voorzitter van de Nederlandse
boekverkopersbond. En hij was lid van de in 1904 opgerichte Rotterdamsche
Boekhandelaars-Vereeniging. Iedere woensdagavond was hij met zijn collega’s uit
de stad te vinden in bierhandel de Pijp.
In de jaren
zestig veranderde het literaire klimaat. Blok had iemand aangesteld met oog
voor de moderne letteren. Wolkers, Cremer en anderen werden in de gereformeerde
boekwinkel onder de toonbank verkocht. Ik dacht altijd dat die uitdrukking vooral
figuurlijk bedoeld was, maar ‘Ik, Jan Cemer’ lag daadwerkelijk in stapels onder
de toonbank.
Huib Blok
ging door met het verkopen van boeken tot aan zijn vijfenzeventigste. De winkel
aan de Boergoensestraat had hij al eerder verkocht. In 1984 stopte hij ook met
de winkel aan de Schiedamse Vest. Zijn gezondheid ging achteruit. De vader van
Jan Brokken zat toen al enige jaren in een bejaardentehuis in Rhoon. De twee
mannen zagen elkaar al jaren niet meer. Blok werd langzaam dement.
Vader Brokken
had zijn grote boekencollectie achter moeten laten: “bejaardentehuizen zijn boekvijandig”.
De zoon komt weleens in een van zijn boeken het stickertje tegen van boekhandel
Blok, een legendarische boekverkoper. Jan Brokken heeft er een schitterend
monument voor geschreven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten