In deze
recente uitgave van ‘De Israëlische trilogie’ zijn drie boeken van de Poolse
schrijver Marek Hłasko (1934-1969) gebundeld. De korte roman ‘De tweede
hondendood’,vertaald door Gerard Rasch, had ik al eerder gelezen. In deze uitgave is de titel terecht veranderd in de 'De tweede hondenmoord'.
‘Bekeerd in
Jaffa’ en ‘Ik zal jullie over Esther vertellen’, beide vertaald door Karol
Lesman, waren lastig te krijgen. Het verhaal ‘Ik zal jullie over Esther
vertellen’ is eens door Arnon Grunberg uitgegeven en is nu een fel begeerd collector’s
item. Dat was ooit anders. Grunberg schreef erover: “Als kwaliteit echt herkend
wordt, zouden van dit boek tienduizenden exemplaren verkocht moeten zijn. Maar
het waren er 96.”
De zelfde
twee cynische oplichters uit ‘De tweede hondenmoord’ keren terug in ‘Bekeerd in
Jaffa’. Het verhaal gaat verder nadat zij een vrouw hebben opgelicht met de
truc met de hond. Het is een ingewikkelde scene die opgezet wordt om medelijden
op te wekken en zo geld los te peuteren van rijke vrouwen. Het doden van de
hond is onderdeel van hun spel.
De twee mannen
– de ik-figuur en Robert - zijn met een zojuist aangeschafte groot formaat hond
op weg naar Jaffa. Zij ontmoeten bizarre figuren en de dialogen zijn absurd. Om
de juiste gevoelens op te wekken bij hun slachtoffers - of klanten zoals zij door
hen genoemd worden – moeten zij zich op de juiste manier gedragen en er op een
bepaalde manier uitzien.
Robert
verbiedt daarom zijn collega te drinken uit een fles Stock die hem wordt
aangeboden in de bus door het meisje met het zwarte haar. “Van alcohol krijgt
hij een opgezet gezicht. En dan gaat hij steeds meer op een brave Hendrik
lijken. Hij moet een gerimpeld gezicht hebben. Jezus, biedt hem geen drank aan.
Je gaat onze broodwinning toch niet afnemen. Het leed dat hij heeft geleden
heeft zijn gezicht getekend, dat je dat niet begrijpt.”
Het
opgezette gezicht en het niet drinken van alcohol komt in allerlei varianten
terug. Gelukkig is er Diamox: twee pilletjes de volgende ochtend en hij heeft
zijn getekende kop weer terug. In de hele roman wordt er vervolgens volop
gedronken.
Dat maakt
het werk van Marek Hłasko zo geweldig. Er zit een soort verhaallijn in ‘Bekeerd
in Jaffa’, maar de zijsprongen en details worden zo uitgesponnen dat de lijn
zoek raakt. Zo gaan ze in Jaffa naar een hotel. Je verwacht dat zij zich zoals
in ‘De tweede hondenmoord’, daar vestigen om met hun oplichterijen te kunnen
beginnen. Eerst moet er echter geld worden verdiend om het hotel in te mogen, de
eigenaar kent hen.
De
ik-figuur gaat daarom spontaan bij Isaac langs die toevallig een opdracht voor
hem heeft. Hij moet deze nacht iemand die op weg gaat naar Jeruzalem van de weg
afrijden. In Jeruzalem wordt een autoveiling gehouden en het toekomstige
slachtoffer mag daar niet aankomen om een door Isaac begeerde auto te kopen. Hij
aanvaardt de opdracht, blijkt het toekomstige slachtoffer te kennen en eindeloos
worden er vreemde details besproken. Het is allemaal erg vermakelijk.
Om meer geld
te verdienen vinden de twee een bijbaantje: het inlopen van vervalste
authentieke tapijten. Tijdens het urenlang wandelen krijgen zij de beste ideeën
hoe hun oplichterijen te verfijnen, wederom overheerst de gekte en het cynisme.
Dit cynisme
gaat soms ver. Ze praten in het begin van het boek over een meisje dat zwanger
werd en uit het raam sprong. “Dat naar de twintigste verdieping is gegaan en in
een sierlijke boog het luchtruim koos?” De ander moet lachen. “Waarom lach je?”
“Omdat jij altijd moet overdrijven. Het was de zesde verdieping.”
In het
hotel ontmoeten zij allerlei rare types. Er woont een vrouw die zo verminkt is
dat zij alleen ’s avonds naar buiten komt om zich te bedrinken. Niemand mag
haar gezicht zien. En vanuit hun hotelkamer zien zij Ibrahim staan, zoals elke
nacht met zijn gezicht tegen de muur. De ik-figuur rent op een gegeven moment
naar buiten om de zojuist verdiende 200 pond aan hem te geven. Ibrahim weigert.
In het
hotel logeert tot slot een geestelijke, die hier is om mensen te bekeren tot
het Christendom, tot nu toe tevergeefs.
In het prachtige
nawoord van Arnon Grunberg spreekt hij zijn bewondering uit voor Marek Hłasko. Hij is overduidelijk door
hem geïnspireerd. Het mooie in deze drie boeken is dat Hłasko de personages het
verhaal laat spelen. Zij praten over hun plannen en hun trucs alsof zij een
film gaan opnemen, alsof zij een verhaal ter plekke verzinnen en trachten het
na te spelen. De personages nemen het verhaal over en de vertelling wordt
steeds chaotischer.
Grunberg zegt
het zo: “Plot, personages en motieven keren in de drie boeken terug, maar met
elk nieuw boek neemt de deconstructie van plot en
personages toe. Het is niet de schrijver die dat
doet, het is alsof de personages zelf hun eigen constructie hebben doorzien en
er net zolang mee hebben gespeeld tot er niet veel anders van overblijft dan
het besef dat het vertellen niet meer lukt.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten