Wanneer ik een paar dagen een stad bezoek, wil ik altijd een
boek lezen over die stad. In het geval van Warschau nam ik deze historische
bespiegeling van David Crowley uit 2003 mee. Het boek gaat over de geschiedenis
van Warschau vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog, meer bijzonder over de
stedenbouw en de publieke ruimte.
In 1945 lag Warschau in puin. Aan de Westerse oever stond
er nauwelijks een gebouw meer overeind. Honderdduizenden inwoners waren gedood
of weggevoerd, de infrastructuur was verdwenen en het naziregime was vervangen
door de Sovjet-dictatuur.
Het
wonderbaarlijke is dat de stad zo snel is opgebouwd en dat er nu (2003) in de
stad nauwelijks meer sporen zijn terug
te vinden van ruïnes. Het regime stelde alles in het werk om de bouw
vlot te laten verlopen. De binnenstad werd zo exact mogelijk herbouwd. Dat wil
zeggen, zoals het er in de achttiende eeuw had uitgezien, dus zonder de rotzooi en de negentiende-eeuwse
elementen. De communisten lieten ook sommige panden niet terugkeren, zoals
bepaalde kerken. Bewoners voelden zich in de herbouwde binnenstad “home and not
at home”. Het was een vreemde ervaring.
Het stad moest wel weer een levendig
centrum krijgen: alle functies geïntegreerd, dus ook wonen in het centrum. Dit
in tegenstelling tot Rotterdam, waar de functies juist strikt gescheiden
werden. Een groteske markering van de wederopbouw was het cultuurpaleis, ‘Paleis van cultuur en
wetenschap’, zoals het officieel heet. Het was een cadeautje van Stalin en de
bouw verliep in een ongekend hoog tempo. Bij de
bouw moesten er zelfs zojuist opgeleverde panden worden afgebroken om plaats te
maken voor het monster. Het was zo groot dat zelfs de Poolse communisten het
eigenlijk niet wilden.
Het cultuurpaleis markeert sinds de
oplevering in 1955 de stad, zelfs nu door recente hoogbouw het paleis niet meer
het hoogste gebouw is. Het imago is wel veranderd. Crowley noemt het de
overgang van Sovjet kitsch naar neo-commerciële kitsch in de jaren 90. Ik heb
zelf de indruk dat we nu een fase verder zijn en dat de inwoners het gebouw
accepteren als een gegeven, niet mooi of lelijk, het hoort gewoon bij Warschau.
De jaren negentig brachten grote
veranderingen in de stad en in heel Polen. Internationale bedrijven en ketens
vestigden zich luidruchtig in de stad. Architecten werkten hier gretig aan mee.
“The capital duplicating the foolish mistakes of global urban development.”
Na het eerste deel van ‘Warsaw’ waar
Crowley de stedenbouwkundige kant uitgebreid behandelt, gaat hij in deel twee
in op de ‘Shops and Markets’. Crowley geeft aan dat Warschau voor 1989,
voor de val van de muur, al gewend was aan massaconsumptie. Tijdschriften en
kranten adverteerden voor producten, er was neonreclame in de straten van
Warschau en in etalages lagen goederen.
Helaas waren die producten niet voor
iedereen te koop of bestonden zij slechts op papier. Het in de rij staan was
voor veel bewoners een dagelijkse praktijk. Soms zonder te weten voor welk
artikel. Het alternatief was te vinden op de
(zwarte) markten. Deze bestonden al ten tijde van het communisme. In de jaren negentig groeiden deze markten uit tot massale handelsplaatsen. Heel Europa kwam er
handel drijven.
In het derde en laatste deel van
‘Warsaw’ analyseert Crowley de publieke ruimte in Warschau. Bij de bouw van
eenvormige wijken met dezelfde flats speelde de socialistische ethiek een grote
rol. Collega’s werden bijvoorbeeld in dezelfde flat geplaatst. Het interieur
van woonhuizen was zelfs onderdeel van het collectivistische denken.
Pas in jaren 60 kreeg de privésfeer
tijdelijk wat meer ruimte. In de jaren 70, onder Gierek werd het bewind weer strenger.
Maar paradoxaal genoeg kwam in deze tijd ook meer ruimte voor ‘private housing’.
Onzichtbaar en ontoegankelijk voor passanten. Er woonden dan ook vooral partijleden. Anderen maakten van de nood een deugd en stelden hun huizen
bewust open als een publieke plek, zoals Miron Bialoszewski, schrijver en
acteur. Zijn huis werd een verzamelpunt van de Poolse avant-garde; er vonden
voorstellingen bij hem thuis plaats.
Leuk zij dit soort omkeringen. Crowley noemt in zijn boek
ook de ‘Orange Alternative’, een beweging van eind jaren tachtig. Als vorm van
protest kozen zij ervoor om juist uitbundig het regime te prijzen! Zij veroorzaakten
chaos. En ondanks hun ‘steun’ werden er leden gearresteerd. Het boek van Crowley behandelt veel meer dan ik hier kort
kan weergeven. Zijn analyses zijn grondig en zijn schrijfstijl is helder. Mocht
je binnenkort Warschau bezoeken dan kan ik je dit boek van harte aanbevelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten