Ik ren niet meteen naar de winkel bij het verschijnen van een nieuwe Herman Koch. Toch heb ik in de loop der jaren bijna al zijn werk gelezen. Finse dagen is een bijzonder boek in zijn oeuvre. Het wijkt af van het soort romans dat hij vanaf Het Diner (2009) heeft geschreven. Kenmerkend voor deze romans zijn een dramatische gebeurtenis, de spannende opbouw en een arrogante hoofdpersoon van middelbare leeftijd die zich aan van alles en nog wat ergert.
Omdat de opzet van het hele boek autobiografisch is, lijkt het of de verteller een op een samenvalt met Herman Koch zelf. Hij speelt het hele boek met dit gegeven. Wanneer hij terugdenkt aan het jaar in Finland bouwt hij twijfel in. Hij zegt iets te vaak dat hij zich bepaalde details niet meer kan herinneren om zo de authenticiteit te vergroten. Hij is ook meer expliciet. Aan de hand van een verhaal uit zijn jeugd over een bezoek aan een oom in Amerika legt hij het principe uit van de kleine leugen die de grote leugen toedekt. Op zijn vijftiende was hij bij het popfestival in Monterey. Dit verhaal is niet waar legt hij uit. Hij zag in Amerika slechts de film van het concert. Door dit toe te geven accepteert men wel het andere verhaal, dat hij een oom heeft in Amerika. Leuk is dat je na deze anekdote meteen gaat twijfelen aan dit hele bezoek aan Amerika en aan andere avonturen die hij er later beleefde, zoals het verhaal van een oudere man die hem een steeg inlokte en hem wilde aanranden. Hij sloeg de man neer. Het was de enige keer in zijn leven dat hij zulk grof geweld gebruikte. Hij vertelde het niet aan zijn familie of vrienden, zodat ook dit verhaal later in twijfel werd getrokken.
Het zwaartepunt van het boek ligt in de relatie met zijn ouders. Heel mooi schrijft hij indirect hierover door te laten zien hoe hij zijn ingewikkelde gezinssituatie probeerde uit te leggen aan de mensen die hij in Finland ontmoette. “Voor de werkelijkheid had ik niet genoeg Finse woorden tot mijn beschikking.” Daarom geeft hij een versimpelde versie. Zijn vader had zijn eerste vrouw en zijn vier kinderen verlaten om met zijn moeder te trouwen. Herman was naast de drie halfbroers en één halfzus, die allen veel ouder waren, enig kind. Nu was zijn moeder overleden. Hij was bijna achttien toen dit gebeurde. Zijn vader ging al jaren om met een vrouw die door Herman consequent de weduwe wordt genoemd en die in zijn ogen zeer oud was. Hoe kon zijn vader voor haar kiezen en zijn eigen vrouw dit aandoen? Het is een vraag die voortdurend door zijn hoofd gaat. In de versie die hij in Finland vertelt, lijkt het of zijn vader zijn moeder al eerder helemaal in de steek had gelaten. De Finnen kijken hem vol medelijden aan. In werkelijkheid verbleef zijn vader een paar dagen in de week bij de weduwe. Na de dood van de moeder ging zijn vader er bijna permanent wonen en Herman verwaarloosde zichzelf in het ouderlijke huis.
Indringend beschrijft Koch de rouwverwerking van de jongeman die hij was. Wanneer zijn moeder ziek op bed ligt smeekt hij zelfs tot God om haar te laten leven. Op feestjes speelt hij de zielige jongen en krijgt hiermee veel aandacht van meisjes. In feite verwerkte hij al zijn verdriet alleen. De vader wordt neergezet als een afstandelijke, rationele man. Nergens in het boek lijkt hij enige gevoeligheid te tonen. Later, wanneer hij eens op visite is bij de weduwe, praat hij in zijn hoofd met zijn moeder. Hij doet verslag en maakt ondertussen de inrichting van het huis van de weduwe belachelijk. Het is een verdediging van zijn gedrag. Hij wil zijn moeder niet afvallen.
Een ander terugkerend element is het maken van keuzes. Zijn vader wil van hem weten welke studie hij gaat volgen, maar hij wil helemaal niet kiezen. “Wat wilde ik gaan doen? Wat wilde ik met de rest van mijn leven gaan doen? Ik was negentien, ik had met grote tegenzin toch nog eindexamen gedaan en wist nu even niet wat ik wilde. Nou ja, ik wist het eigenlijk wel (schrijver worden), maar dat is niet het antwoord dat vaders graag willen horen.” Hij vlucht dus weg, ver weg, naar Finland. Wat hij daar doet is vooral hard werken. Hij ontmoet er een meisje, Anna. Na zijn avontuur ziet hij haar niet meer terug, maar later denkt hij vaak aan haar. Koch speelt ook met dit element in zijn boek. Zij zou een dichter zijn geworden. Toevallig ziet hij een bundel van haar op een boekenbeurs in Finland. Zij blijkt over hem geschreven te hebben. Om het nog geloofwaardiger (of ongeloofwaardiger) te maken heeft Koch een paar regels van haar gedicht Finse dagen opgenomen als motto voor zijn boek. Of zou deze A. Aalto echt bestaan?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten