In 2021 verscheen de dikke biografie van Nescio. Biografe Lieneke Frerichs maakte hiervoor onder meer gebruik van de brieven die J.H.F. Grönloh in de oorlog schreef. Ze kreeg geregeld van lezers de vraag of deze brieven uitgegeven konden worden. Dit gebeurde dit jaar in het mooi verzorgde Zingen in het donker. Nescio schreef vanaf augustus 1944 naar zijn kinderen in Groningen. Het zijn berichten over wat hem en zijn vrouw dagelijks bezighield; dat was vooral de vraag hoe aan eten te komen.
Het brievenboek is een van de vele getuigenissen van hoe de honger in deze winter het dagelijkse leven steeds meer in de greep hield, dat Nescio ze schreef maakt ze bijzonder. Twee onderwerpen komen in bijna iedere brief voor: ten eerste is dat de stand van zaken over welke brieven er zijn aangekomen en welke er zijn verstuurd. De postbezorging naar Groningen verliep niet vlekkeloos, maar het verbaasde mij dat in december 1944 brieven en pakketten überhaupt nog aankwamen; na 20 maart is het echter definitief afgelopen met het versturen van brieven. Het tweede onderwerp is uiteraard de jacht op voedsel en brandstof. Grönloh fietst dagelijks de winkels af waar je met bonnen iets zou kunnen bemachtigen. Het trekt ook de stad uit, maar krijgt vaker nee dan ja te horen bij de boeren. Toch weet hij telkens aan iets te komen, hoewel de prijzen blijven stijgen. Wanneer het kouder wordt in de herfst en normale brandstof bijna niet meer te krijgen is, verdwijnen er steeds meer bomen in de kacheltjes. Hij kan de straten met kale boomstammen niet aanzien en heeft het over houtgajes. Grönloh is een keurige heer die ook nooit afval op straat smijt, zoals later die winter steeds meer gebeurt.
De brieven zijn, naast de verslagen van deze voedseltochten niet heel informatief. Hij noemt zo en dan een bombardement, maar schrijft bijna niets over het verzet of over opgepakte joden in zijn buurt. De angst was natuurlijk dat de bezetter meelas. Toch valt er hier en daar leuke of rake zinnen te lezen. Zij wonen in de Watergraafsmeer. Na een opmerking dat mensen vanwege het idee dat de Meer onder water zou lopen hun piano’s in veiligheid willen brengen bekritiseert hij deze paniekstemming: ‘D’r moest minder geouehoerd worden.’ In dezelfde brief meldt hij dat hij bloembollen in de grond gestopt heeft en schrijft hij: ‘Men moet nooit rekening houden met z’n eigen dood.’
Opmerkelijk is dat hij op 21 januari schrijft dat het een kwakkelwinter is. Ik zocht het na en de winter van 1944/1945 was gemiddeld niet extreem koud, maar de temperatuur wisselde wel sterk met zeer koude en zeer warme periodes. Leuk is dat je in zulke brieven soms onbekende woorden tegenkomt. Zo las ik in een brief van 7 mei dat het miegelt van de Binnenlandse Strijdkrachten in blauwe werkpakken: ‘miegelen’ betekent wemelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten