woensdag 21 mei 2025

Stefan Skotnicki & Dore van Duivenbode – Mijn twee moeders


 

Stefan Skotnicki werd in 1935 geboren in Łódź en vluchtte in 1969 naar Nederland, waar hij tot 2000 arts was in het Radboud te Nijmegen. Als joodse jongen maakte hij de oorlog mee. Samen met zijn kindermeisje zwierf hij jaren rond op het Poolse platteland om uit de handen van de Nazi’s te blijven. Beide ouders overleefden uiteindelijk de oorlog. Na 1945 maakte hij de langzame opbouw van het land mee, maar ook de communistische dictatuur. Stefan zag geen andere mogelijkheid dan samen met zijn vrouw en kinderen Polen te verlaten. In Nederland hield hij geregeld lezingen over zijn leven. Schrijver en journalist Dore van Duivenbode tekende zijn verhaal op.

 

Het is een zeer moeilijke beslissing om je kind uit handen te geven, maar voor de ouders van Stefcia was het de enige kans die zij hun kind konden bieden. Het kindermeisje Zosia kenden zij al jaren. Zij was katholiek en leerde Stefcia de katholieke gebruiken en gebeden. Hij droeg altijd een pet om zijn zwarte haren onder te verbergen. Maar vooral hielden zij zich schuil in verlaten vakantiehuisjes en tussen de restanten van gebombardeerde woonwijken. De ouders hadden hen verschillende adressen van vrienden gegeven waar zij zouden kunnen onderduiken, maar nergens konden zij lang blijven. Aan het einde van oorlog vindt zijn moeder hen terug en ook de vader overleeft wonder boven wonder Auschwitz.

 

Van Duivenbode schrijft het verhaal heel sec op: de zinnen zijn kort en zij geeft weinig context. De hoofdstukken met jaartallen als titels zijn ook kort. Zij vertelt het verhaal vanuit de jonge Stefan en zij maakt bijna geen sprongen in de tijd om iets te verduidelijken of om verhaaltechnische redenen. Deze manier van vertellen heeft als nadeel dat er geen uitleg of interpretatie bij komt, maar dit weegt niet op tegen het voordeel dat je heel dicht op de huid van de hoofdpersoon zit. Zij psychologiseert evenmin, benoemt zelden een trauma, maar toont dit wel, bijvoorbeeld als zij vertelt over de vader van Stefan, die in 1948 zijn kind rondleidt door het kamp Auschwitz. Hij laat zien waar hij geschoren werd en het nummer op zijn arm kreeg getatoeëerd, ‘waar de Sauna was waar hij heeft gewerkt en waar hij in elkaar werd geslagen door de dronken Duitser. Hij vertelt erover alsof het over iemand anders gaat.’ In die laatste zin lees je een heel trauma en de manier waarop hij ermee omging, alsof het een ander betrof.

 

Het verhaal in Mijn twee moeders volgt een lijn die ik ken uit veel Poolse literatuur. In Nederland was 1945 echt een breuk die ook een bevrijding betekende, al was voor joden die uit de kampen terugkeerden de ontvangst meestal niet erg hartelijk. In Polen volgde na de terugtrekking van de Nazi’s een korte periode van opluchting die al snel overging in een nieuwe onderdrukking, die in de jaren zestig voor de joodse bevolking steeds extremere vormen aannam. Het emigreren naar Israël werd met veel dwang gepropageerd. De vernederingen na de oorlog komen in het boek bijna net zo hard binnen als wat Van Duivenbode schrijft over de oorlogstijd. Er waren geen vernietigingskampen, maar het systeem van vernederen en uitsluiten was geperfectioneerd. In zijn studietijd zag Stefan hoe informanten in de collegezalen zaten en hoe je ieder moment van de dag op je hoede moest zijn. Thuis legde zijn vader een kussen op de telefoon als er iets besproken werd. ’We zijn met dertig miljoen inwoners, drie miljoen zullen Partijlid zijn en daar weer een klein percentage van is overtuigd communist. Om die miljoenen anderen te controleren, mag niemand elkaar vertrouwen. Ze willen dat jij denkt dat iedereen jou kan aangeven, Stefan. Dat is de basis van het systeem.’

 

Een van de bijzonder dingen in het boek is dat de vader van Stefan bevriend was met de vader van Jerzy Konsinski, die voor zijn boek ‘The painted Bird’ geput heeft uit het leven van Stefan. Een andere opmerkelijke passage is de ontmoeting die de vader van Stefan in 1966 heeft met een oud-kampbewaarder uit Auschwitz. Hij ontmoet hem met een andere overlevende, ze gaan eten in een restaurant. ‘Drie mannen die onderdeel zijn van de geschiedenis, ogenschijnlijk vederlicht.’ Zijn vrouw is er niet bij, want zij vermijdt alles wat Duits is. Volgens de vader waren zij niet allemaal misdadigers en na afloop zegt hij: ‘Hij was een goed mens, met wie je kon praten.’ In Mijn twee moeders vertelt Dore van Duivenbode een buitengewoon verhaal van een bijzonder mens.

Geen opmerkingen: