dinsdag 6 mei 2025

Mark Boog – De cartograaf en de wereld



Ik kende alleen de poëzie van Mark Boog, maar zag voor in De cartograaf en de wereld dat hij al een hele serie romans heeft geschreven. Deze historische roman verscheen dit jaar en speelt in zeventiende-eeuws Amsterdam. Eigenlijk hou ik erg van historische romans - zoals van Lucas Zandberg, Pim Wiersinga of natuurlijk van Vestdijk - maar ik lees ze betrekkelijk weinig. Boog vertelt het verhaal van Paulus die vanuit een Duits dorp naar Amsterdam verhuist om zich als cartograaf te vestigen.


De roman is eenvoudig opgebouwd en begint, na een scène waarbij hij aan een belangrijke opdracht werkt, bij de jeugd van Paulus. Boog vertelt het verhaal geheel vanuit het perspectief van zijn hoofdpersoon. Paulus maakte als kind de overstroming van zijn geboortedorp mee en verhuisde met zijn vader, die hem tekenen leerde, naar een dorp verderop. Als jongeman besluit hij zijn geluk elders te beproeven. Amsterdam is dan met de beroemde drukker en cartograaf Joan Blaeu het centrum van de cartografie. In Amsterdam krijgt hij wat opdrachten, hij leert mensen kennen en woont in een herberg, waar hij al snel door de uitbaatster Trijntje wordt verleid: hij mag af en toe ’s nachts op haar kamer komen. 

 

Werken voor Blaeu, grote opdrachten verwerven, roem verkrijgen, dat lijken de dromen van Paulus, maar hij is ook een slome duikelaar. In gezelschap zegt hij niet veel en eigenlijk zou hij met Trijntje een echte relatie willen hebben. Hij durft haar niet aan te spreken en het het blijft bij zo nu en dan wat gerommel in het donker. Zoals in de inleiding al duidelijk wordt wil hij haar eren in zijn werk; de roman sluit af met een scène die hierop aansluit. Het verhaal is mooi opgebouwd, maar het grote drama ontbreekt. Paulus strijd niet erg fanatiek voor iets en komt in Amsterdam ook niet echt in grote moeilijkheden terecht. De roman zou het daarom misschien meer moeten hebben van het historische portret van Amsterdam. Er gebeurt van alles in de stad, die een economische en culturele groei doormaakt. De pest heerst en op een nacht brandt het stadhuis af. Rampen genoeg, maar ze trekken aan Paulus voorbij.

 

De vele bespiegelingen van Paulus over zijn vak, over het afbeelden van de werkelijkheid en de relatie tussen de wereld de kaarten zijn wel erg goed uitgewerkt. De kaart volgt de werkelijkheid maar dan ineens klapt de boel om. ‘De kaart komt voor de wereld te staan. Hij wordt, door iemand die in de wereld staat, bestudeerd, bewonderd, gelezen, en daarna is de verrassing dat de wereld met de kaart overeenkomt. Alles is verdubbeld, verwisseld – ineens klopt het. De kaart vergroot de afstand tot de wereld, om die vervolgens weg te nemen. Kaart en wereld vallen dus samen.’ Elders filosofeert hij dat de kaart misschien wel de werkelijkheid bepaalt, dus werkelijker is dan de wereld om hem heen.

 

De verwijzingen naar onze tijd zijn geestig en subtiel, zoals de afbraak van goedkope huizen, waardoor arme mensen zich geen woning in de binnenstad meer kunnen veroorloven. Het geklaag dat vroeger het leven eenvoudiger en beter was is van alle tijden en hoorde je dus ook in het zeventiende -eeuwse Amsterdam opklinken. De cartograaf en de wereld geeft een aardig historisch beeld, maar de hoofdpersoon vond ik wat te zwak om de hele roman te dragen.

Geen opmerkingen: