dinsdag 3 maart 2020

Anton Slotboom – De zin van het leven ben je zelf


Anton Slotboom had zijn boek over Jules Deelder al bij de uitgever ingeleverd toen zijn held op 19 december vorig jaar overleed. Direct liet hij de drukpersen stopzetten om enkele hoofdstukken aan zijn boek toe te voegen. Begin februari lag De zin van het leven ben je zelf in de boekwinkels. De eerste druk was snel uitverkocht. De interesse in Deelder zal voorlopig aanblijven. Deze biografie komt daarom als geroepen. Slotboom weet erin heel mooi het Deelder-universum en wat hij voor de stad en voor veel inwoners heeft betekend te verwoorden.

De zin van het leven ben je zelf is opgebouwd uit korte hoofdstukken. Het boek over het leven en werk van Deelder is chronologisch opgebouwd, maar Slotboom haalt ook per hoofdstuk een thema naar voren. Bij Deelder zijn dat er nogal wat: de oorlog, Sparta, zijn vader, jazz, tv-reclames, de theatertournees en natuurlijk zijn poëzie en zijn liefde voor de stad Rotterdam. Hier tussendoor heeft hij interviews opgenomen met vrienden en bekenden van Deelder, zoals Frédérique Spigt, Loes Luca en Boris van der Lek. Tenslotte duikt her en der in het boek de rubriek Sporen van Deelder op, waarin gedichten van Deelder gespot in de buitenruimte zijn te lezen. Het vormt een levendig en goed leesbaar geheel.

Over Deelder is veel bekend. Slotboom heeft natuurlijk al zijn werk gelezen, net als zo’n beetje alle interviews en artikelen die van en over hem zijn verschenen. Het is echter geen wetenschappelijke biografie. Voetnoten ontbreken, hoewel hij in de tekst vaak verwijst naar zijn bronnen en er achterin een bescheiden lijst van bronnen is opgenomen. Dat had voor mij wel wat uitgebreider gemogen. Vooral een gedegen lijst van oorspronkelijk werk zou welkom zijn geweest. Maar het schrijven van een wetenschappelijke biografie was niet de opzet van Slotboom, vermoed ik. Daarvoor zou sowieso medewerking van Jules Deelder zelf en zijn naaste familie wenselijk zijn geweest. Deelder had hier helaas geen zin in.

Slotboom begint bij de jeugd van Juul in Overschie. Hij vertelt over de hongerwinter en de bevrijding. De familie had het zwaar, vader Arie was opgepakt bij de razzia van november 1944 en te werk gesteld in Duitsland. Hij hield er een levenslange pijnlijke rug aan over en overleed op betrekkelijk jonge leeftijd, 58 jaar. Jules had grote bewondering voor zijn vader. Hij leerde van hem de liefde voor Sparta en meer; zijn vader was als vertegenwoordiger in vlees en groenteconserven een groot vakman in het overtuigend ouwehoeren. Aan het eind van zijn leven vroeg Arie zijn zoon om middelen om de pijn te verzachten. Jules voldeed graag aan zijn verzoek. Hoewel zijn ouders misschien eerst de keuzes van hun zoon niet begrepen, waren ze uiteindelijk erg trots op hem.

In 1953 verhuisde het gezin Deelder (pa, ma, Juul en oudere zus Nettie) naar de Zwaanshals in Rotterdam-Noord. Vader opende daar een groente- en vleeswarenzaak en Juul mocht als kind meehelpen in de winkel. Hij ontdekte de stad en deed er inspiratie op voor zijn latere werk. In 1957 ging hij naar de HBS. Met hoge cijfers behaalde hij een paar jaar later zijn diploma. Het was nu tijd om het leven te ontdekken: jazz, feesten (happenings), drugs en natuurlijk de poëzie. In 1962 debuteerde hij in het Algemeen Dagblad, vier jaar later volgde zijn doorbraak op het door Simon Vinkenoog georganiseerde Poëzie in Carré in nota bene Amsterdam.

Veel van wat Slotboom schrijft was bij mij al bekend. Leuk is als je dingen leest die totaal niet passen in het beeld dat je van Deelder hebt. Zo vertelt Ted Langenbach dat hij Deelder een keer tegenkwam op het strand, in een zwembroekje! Ik probeer er beeld bij te krijgen maar dat lukt niet helemaal. Fantastisch was ook de uitzending van het programma Verborgen Verleden. Deelder bleek af te stammen van zeerovers en walvisvaarders. De zoektocht leidde zelfs naar Spitsbergen. Hij kon het nauwelijks geloven en mompelde: “te gek, te gek, te gek.”

Door het hele boek heen leer je Jules Deelder steeds beter kennen. Slotboom doet niet aan psychologische duiding, maar beschrijft wel goed een paar duidelijke karaktertrekken. Intelligentie, humor  en nieuwsgierigheid zijn drie wezenskenmerken van Deelder. Hij was in staat om zich razendsnel iets eigen te maken en kon ook in snel tempo werk afleveren van hoge kwaliteit. John Buijsman vroeg bijvoorbeeld of hij een stuk kon schrijven. Deelder had geen ervaring met het schrijven voor toneel, maar binnen de kortste keren lag er een fantastische tekst. 

Zijn kennis van jazzmuziek was onovertroffen. Hij had alles in zijn kop zitten. Hier was hij zeer fanatiek in. Collega jazzkenner Hans Dulfer maakte weleens een geintje met hem door een onbekende jazzmuzikant te noemen die Deelder niet zou kennen, zoals saxofonist Pick Whitewater. Toen Deelder erachter kwam dat deze obscure figuur aan de fantasie van Dulfer was ontsproten kon hij hier echt niet om lachen. Daar staat tegenover dat Deelder goed kon relativeren. Ooit pleurde iemand een glas bier over een zeldzame plaat van hem. Hij reageerde laconiek, het zijn maar spullen.

De kern van zijn persoon en meteen de meeste bijzondere eigenschap van Deelder vind ik zijn afkeer van planning en strategie. Hij bedacht zelden vooraf hoe en waarom iets moest gebeuren. Aan repeteren, voor een theatertour of voor de jazzband waar hij in speelde, deed hij niet. Het kwam aan op het moment, en dat pakte bij hem meestal goed uit. Maar deze instelling ging verder. Hij was ervan overtuigd dat je je leven niet vooraf moest plannen. Juist per dag of per moment kiezen wat je wil doen, brengt je het meeste geluk en levert vaak de meeste inspiratie op. Vinkenoog vraagt hem poëzie voor te dragen voor meer dan duizend man publiek en hij zegt ja, Buijsman vraagt om een toneeltekst en hij zegt ja. Al doende leer je jezelf hoe iets werkt en maak je er het beste van. Zo ziet hij bij de snackbar plastic vorken liggen. Hij ziet er iets in, neemt ze mee naar huis en maakt er kunst van, enige tijd later te bewonderen in de Kunsthal. 

Deelder stond altijd klaar om de creatieve dwang toe te laten in zijn leven, een bewonderenswaardige houding die veel moois heeft opgeleverd. Leo Verheul zegt het zo toen hem gevraagd werd wat hij van Deelder heeft geleerd. “Dat hij heel erg op zichzelf was en wilde zijn. Hij ging volkomen zijn eigen gang. Jules was geen planner, het leven kwam hem tegemoet. Hij zag het allemaal wel, zo leefde hij zijn leven. Dat vond ik prachtig.”

Deelder bewoog zich in zijn leven in heel verschillende kringen: hij kwam in jongerencentra en bij punkconcerten. Hij trad op in het buitenland op grote literaire festivals en kon het goed vinden met burgemeester Aboutaleb. Toen hij meer en meer werd gevraagd voor reclamespotjes deed hij dit op zijn manier en verraste hij met zijn snelheid en humor de reclamelui. Hij werd ook gevraagd voor dure bedrijfsfeestjes en kreeg hier dik voor betaald, misschien tot afgunst van dichters die hier nooit voor gevraagd werden. Iedereen kent de slogan: “Wat zwart is moet zwart blijven.” Ik heb geen idee meer om welk wasmiddel het ging.

Jules Deelder was verknocht aan Rotterdam, maar was tegelijk een nationale dichter. Overdreven Rotterdamverheerlijking wees hij af. Grappig is dat Slotboom voor mensen buiten Rotterdam soms uitleg geeft over dingen die iedere Rotterdammer weet. Bij het gedicht met de bekende regels “hoekie om // trappie af // gekkenhuis” legt hij voor mensen buiten de regio uit dat in Poortugaal het ‘gekkenhuis’ Maasoord, later Delta, zat.

Bij het Rotterdamgevoel van Deelder wordt Slotboom weleens meegesleept door zijn onderwerp. Zo vertelt hij hoe de jonge Deelder na de oorlog het heien in de stad van dichtbij meemaakte en getuige was van de wederopbouw. Hij citeert hem om dit te bevestigen. “De eerste twintig jaar na dat bombardement was de stad een woestijn.” In 1960 was Juul veertien en woonde hij aan de Zwaanshals. Een directe getuige van deze twintig jaar kun je hem nauwelijks noemen. Dat neemt niet weg dat hij veel wist over de stad en zijn wederopbouw en er een duidelijk mening over had. In een documentaire van Bob Visser uit 1977 laat hij bijvoorbeeld met name de rauwe kant van Rotterdam zien, met internationale allure. Het Schouwburgplein op een donkere herfstavond: absoluut niet gezellig, en daarom misschien juist mooi.

Het boek van Slotboom gaat in op veel meer onderwerpen en staat vol mooie passages, nog een paar voorbeelden. Boris van der Lek bewondert zijn snelle beslissingen en zijn daadkracht. “Jules is een man die dubbel heeft geleefd. Hij is 150 geworden. Hij heeft alles wat er maar moest gebeuren gedaan om een leuk leven te leiden. En dat is hem gelukt ook.”

Een paar dagen voordat Jules Deelder stierf trad hij op bij de opening van een winkelcentrum in Het Lage Land. Hij voelde zich niet lekker, het was kutweer en er kwam nauwelijks publiek opdagen. “De best geklede man van Nederland liet zich niet zomaar klein krijgen door een beetje slecht weer. Aan het optreden viel geen eer te behalen, maar dat maakte de band niet uit. Die speelde door, als altijd.”

De zin van het leven ben je zelf is onmisbaar voor iedere Deelder-liefhebber. Anton Slotboom laat Deelder in al zijn gevarieerdheid zien. De interviews zijn een mooie aanvulling, hoewel hier wel vaak dingen in gezegd worden die Slotboom al eerder beschrijft, een beetje inkorten had geen kwaad gekund. Verder wordt het literaire werk van Deelder uiteraard besproken, maar Slotboom geeft geen uitgebreide analyses van dit werk. Dat is weer in de geest van Deelder. Bob Visser vroeg aan Deelder of hij de wereld iets mee te geven had. Anton Slotboom besluit zijn prachtige boek met het antwoord van Jules Deelder. “Er is geen diepere Deelder. Zeg maar: ik ben op zoek geweest, maar kon hem niet vinden.”

Graag besluit ik met een gedicht van Jules Deelder. Een van zijn bekendste en mooiste gedichten. 


Voor Ari


Lieve Ari
Wees niet bang

De wereld is rond
en dat istie al lang

De mensen zijn goed
De mensen zijn slecht

Maar ze gaan allen
dezelfde weg

Hoe langer je leeft
hoe korter het duurt

Je komt uit het water
en gaat door het vuur

Daarom lieve Ari
Wees niet bang

De wereld draait rond
en dat doettie nog lang

Geen opmerkingen: