Grand Hotel Europa is een ingenieus opgebouwde roman. Het dikke boek kreeg niet voor niets vele positieve recensies. Op de eerste pagina komt de schrijver Ilja Leonard Pfeijffer - het hoofdpersonage in het boek - met een taxi aan bij het Grand Hotel Europa. Hij maakt een praatje met de piccolo en checkt in. Montebello, de majordomus begeleidt hem naar zijn ruime kamer en verhaalt over de geschiedenis van het enigszins vervallen hotel.
Een deel van het verhaal speelt zich af in het hotel. Ilja installeert zich om er langere tijd te blijven. Hij maakt kennis met de andere vaste bewoners: allen wat excentriek en levend in het verleden. Van Montebello hoort hij dat het hotel onlangs is overgenomen door een Chinese zakenman, die het hotel wil moderniseren. Tijdens Ilja’s verblijf in het hotel verandert er veel. Chinese toeristen hebben het hotel gevonden en een oude kamer wordt omgebouwd tot Engelse pub, een typisch Europese attractie.
In het hotel mijmert Ilja over zijn verloren liefde Clio. Zij was de vrouw van zijn leven. Hij vertelt chronologisch hoe zij elkaar hebben ontmoet, hoe zij in Venetië gingen wonen en hoe hun relatie zich verder ontwikkelde. Naast deze twee hoofdverhalen kent het boek vele andere verhaallijnen. De piccolo heet Abdul. Hij vertelt zijn verhaal als vluchteling uit het Midden-Oosten. In het hotel woont de vorige eigenares van het hotel. De vrouw is zeer bejaard en laat zich niet zien aan de gasten. Ilja gaat op zoek naar haar.
Clio is jong. Zij is historicus en heeft een suf baantje. Zoals zij vertelt tijdens haar kennismaking met Ilja is het onmogelijk om in Italië carrière te maken zonder hulp van bevriende relaties. Zij is zeer fel in haar bewoordingen. De geur van het corrupte en feodale Italië is die van “rotting, bederf, stilstand en dood”. Het betoog raast vele pagina’s door.
Clio is kenner van het werk van Caravaggio, Zij is op zoek naar een verloren schilderij van de meester. Met Ilja komt zij o.a. terecht op Malta om het werk terug te vinden. Deze speurtocht beschrijft Pfeijffer erg overtuigend. Het leest als een spannend verhaal binnen het bouwwerk dat de roman is.
Naast deze verhaallijnen is het belangrijkste thema van het boek het massatoerisme. Voortdurend komt dit thema in gesprekken, gedachten of beschrijvingen naar voren. Ilja wordt tijdens zijn relatie met Clio benaderd door een aantal kunstenaars die een film over hem willen maken, met als invalshoek toerisme. De gesprekken zijn prachtig. Tijdens hun research belanden zij in Giethoorn, een beetje makkelijk doelwit. Mooier is zijn bezoek aan Skopje, de hoofdstad van Macedonië. Anders dan in Venetië bestaat in Skopje nauwelijks toerisme. De machthebbers proberen er wel alles aan te doen om bezoekers te trekken, bijvoorbeeld met een enorme parade van stuitend lelijke beelden.
De toerist als wereldreiziger is voortdurend op zoek naar iets nieuws, naar plekken waar geen toeristen komen. Hij voelt zich geen toerist. Hij is op zoek naar authenticiteit, maar door zijn bezoek aan een onontdekte streek zal daar alles wat authentiek is juist snel verdwijnen. ‘Toerisme vernietigt datgene waardoor het wordt aangetrokken.” Ilja vindt dit een fascinerend verschijnsel. Skopje heeft niets authentieks, maar is misschien daarom voor een bepaald slag toeristen weer interessant.
Pfeijffers analyses zijn lang en soms humoristisch. Hij beschrijft bijvoorbeeld verschillende types toeristen, zoals de hysterische Italofielen, de kookhomo’s en de verbeterlanders. Later gaat hij in gedachten over tot het uitgebreid pijnigen van toeristen met Middeleeuwse martelwerktuigen als de pijnbank en de kwelpeer. Elders is hij serieuzer. Het idee dat toerisme geld in het laatje brengt en goed is voor de lokale economie wordt volledig gefileerd.
De kern van zijn betoog draait om het begrip authenticiteit. Toeristen zijn er naar op zoek, maar het bestaat niet. Authenticiteit is een constructie, die vaak samenhangt met nostalgie, vooral te vinden in Europa. “Deze voortdurende, obsessieve drang om te pas en te onpas geesten uit het verleden op te roepen en alles wat we zien, denken en zijn te relateren aan de traditie, is het DNA van Europa. Bestaan in het Avondland betekent heugen. Leven is naleven. Niets kan ooit nieuw zijn op een oud continent.”
Halverwege het boek heeft Pfeijffer zijn punt hierover wel gemaakt. Hij gaat er iets te lang op door. Maar dat is onderdeel van zijn stijl. Zo beschrijft hij de relatie tussen Ilja en Clio zeer uitvoerig. Zij is jong, ambitieus, jaloers en maakt snel ruzie. Haar gedram en gezeur is soms onuitstaanbaar. Pfeijffer weet dit door de langgerektheid van de scenes heel levendig en navoelbaar te maken. Maar je zou haar wel willen wurgen.
Wat mij een beetje ging tegenstaan is de pedanterie van de hoofdpersoon. Hij is altijd goed gekleed en benoemt dit ook voortdurend. Zo lezen we over de kleur van zijn dasspelden en de juiste merken jasjes en broeken. Parmantig kijkt hij neer op zijn medereizigers. In een vliegtuig zit Ilja naast iemand met een ouwe trui. Deze persoon wordt genegeerd en in gedachten afgebrand. Hier stelt hij zich nogal aan.
Een ander irritant punt betreft de seksscènes, en vooral hoe hij zijn geliefde Clio beschrijft. Alles aan haar is klein. Hij schrijft over handjes, tietjes, beentjes en zelfs een kindermondje. Het klinkt allemaal erg vies en denigrerend.
Los van deze relatief kleine kritiekpunten heb ik ‘Grand Hotel Europa’ met veel plezier gelezen. Pfeijffer weet uitstekend de vele verhalen met elkaar te vermengen. Hij vertelt in een rustig tempo. Na een paar hoofdstukken zit je helemaal in zijn wereld. Tegen het einde volgen een paar ontknopingen die nogal voor de hand liggen. Daar staat tegenover dat hij zijn analyses over Europa en het toerisme op een mooie manier besluit. Europa heeft in de wereldgeschiedenis altijd een ondergeschikte rol gespeeld. Een eeuw of zo had Europa de wereldheerschappij, maar deze tijd is nu voorbij. Hij noemt het de zwanenzang van het Avondland en het einde van de cultuur. Uiteindelijk heeft Europa de wereld niets anders te bieden dan haar openluchtmuseum. Toerisme is de enige keuze die haar rest.
1 opmerking:
Ik vond het ook een zeer geslaagd boek, eerlijk gezegd één van de beste romans die ik ken. Gelaagdheid, essay-achtige stukken, lichtheid door de lijn van die Caravaggio-schilderijen, barok taalgebruik (ik stoorde mij dus juist niet aan die pedanterie, ik vond het er prima op zijn plaats); ik houd heel erg van dit soort boeken. Ik kan wel meegaan in die verkleinwoorden, dat viel mij ook op. Ik ben benieuwd naar de volgende 'grote' roman van Pfeijffer, of dat weer over zichzelf gaat, wellicht in 'vrouwelijke vorm' zoals ik in mijn bespreking suggereer :)
Een reactie posten