Het huis
met de leeuwen is een fijn Rotterdams boek. Het gaat over de Rotterdamsche Diergaarde
van voor de oorlog en over Corry Kuiper-de Jongh, de vrouw van de directeur.
Tania Heimans heeft het boek opgezet als roman, maar je kunt het ook als een
geschiedschrijving of een biografie lezen.
De oude
diergaarde bevond zich op de plek waar nu het Centraal station en het
Groothandelsgebouw staan. Er is niets meer van terug te vinden. Heimans gaat
uitvoerig in op de jaren voor de oorlog, de periode dat Corry en haar man
kinderen krijgen en de tuin hun leven bepaalt. Maar het is ook de periode dat
Corry meer uit het leven wil halen: zij gaat alleen op reis en zij levert
bijdragen voor diverse kranten.
Naast de
levensgeschiedenis van Corry zit de spanning in het boek vooral in het noodlot
dat de tuin boven het hoofd hangt: het bombardement en de oorlogsperiode. In de
zelfde tijd speelt de nieuwbouw op een andere locatie: Diergaarde Blijdorp. Het verhaal
begint rond 1900, wanneer Corry door haar kindermeisje wordt meegenomen naar de
dierentuin. Haar vader is rechter en door zijn positie kan hij lid worden van
de dierentuin. Voor de kleine Corry is de tuin één groot avontuur, een
sprookje.
Later komt
zij er vaker. Het is een bekende ontmoetingsplaats waar geliefden uit de hogere
klassen elkaar treffen. Voordat zij helemaal volwassen is verhuist de familie
de Jongh naar Amsterdam. Corry neemt met weemoed afscheid van de tuin. Door een
speling van het lot keert zij na jaren terug naar Rotterdam. Zij ontmoet
in Amsterdam Koen Kuiper, met wie zij later trouwt. Koen is bioloog en in 1921
aanvaardt hij de functie van onderdirecteur in de Rotterdamsche diergaarde. Een
paar jaar later wordt hij directeur. Het gezin
betrekt de ruime woning op het terrein. Corry had dit huis als kind al
bewonderd, nu woont zij er met haar man en kinderen. Koen gaat volledig op in
het werk in de diergaarde. Corry zoekt haar eigen weg. Zij
worstelt met haar rol als de vrouw van de directeur en is bovendien vatbaar
voor depressies. Op een gegeven moment – de kinderen zijn nog jong - gaat zij
naar Zwitserland om te kuren. Het wordt een mooie tijd, waar zij later met
regelmaat aan terugdenkt. Zij ontmoet er schrijvers, kunstenaars en vrijdenkers
Vaker heeft
zij zulke vakanties van haar gezin. Haar man heeft er moeite mee, maar gunt het
haar wel. Een tweede uitlaatklep is haar schrijfwerk. Voor de NRC en de
Haagsche Post schrijft zij, weliswaar anoniem, over het leven als huisvrouw. Er
komt zelfs een boekje van uit. Daarnaast
heeft Corry wel degelijk aandacht voor de dierentuin. Met name de opvang van
jonge dieren ligt haar. Het meest bekend is de leeuw Tammo. Zij masseert hem en
imiteert de geluiden die een moederleeuw zou maken. Tammo wordt gezoogd door de
hond Blackie. Zij blijven vrienden, ook al groeit Tammo een flink stuk boven
Blackie uit.
Een bijzonder
onderwerp in Het huis met de leeuwen vind ik de omgang die mensen in die
vooroorlogse tijd met de dierentuindieren hadden. Apen werden in huis genomen,
kinderen konden op de rug van een olifant rijden en dieren werden kunstjes
geleerd, zoals sigaren roken. Tijdens
concerten in de tuin huilden de wolven weleens mee met de hoge tonen van de
tenor. Hiervoor werd iemand naast de kooi gezet die een stuk hout tegen het
gaas gooide om de wolven stil te krijgen. Regelmatig
kregen apen spiegeltjes of zelfs doosjes lucifers aangereikt van bezoekers.
Alleen om te lachen om de schrikreacties van de dieren. Apen pakten ook wel
eens een sigaar of hoedje af van een bezoeker.
Het meeste
bizarre verhaal tijd was dat van de jonge neushoorn Kali. Op proef kwam Kali
naar Rotterdam. De handelaar leverde er een jongen bij, de achtjarige Nasor.
Hij kende de neushoorn en het was de bedoeling dat zij samen in het hok
sliepen. Dat vond Corry te ver gaan. Het duo werd omarmd door de pers en de
bezoekers vonden het fantastisch. Een nog vreemder
plan was de ‘aankoop’ van een groep Senegalezen, om tentoongesteld te worden: alles
om meer bezoek te trekken. Het ging niet door. De dalende bezoekersaantallen
bleven wel een bron van zorg in de jaren dertig. De tuin was in principe alleen
voor leden. Daarnaast bestonden er kwartjesdagen waarop de gewone man de tuin
mocht bezoeken.
Het hele
vooroorlogse verhaal van de Rotterdamsche Diergaarde bereikt in mei 1940 een
climax. Jaren hiervoor was er al nagedacht over een nieuwe locatie voor de
dierentuin: Blijdorp. Het eerste ontwerp is van Brinkman en van der Vlugt. Zij
delen de visie van Koen: ruime hokken en aandacht voor dierenwelzijn. Uiteindelijk
wordt het ontwerp van Ravensteyn uitgevoerd. Koen verzet zich tegen de plannen,
die meer uitgaan van architectonische principes, krullen en symmetrie, dan van
dierenwelzijn. Het publiek vindt het ontwerp wel mooi en het besluit over de
verhuizing is een feit. In deze tijd van crisis ontvangt de tuin een ruime
bijdrage van stichting Volkskracht. Dat scheelt ook.
Diergaarde
Blijdorp is al volop in ontwikkeling als de ramp zich voltrekt voor de oude
tuin. Twee dagen voor het bombardement van 14 mei worden de dierverblijven
getroffen door bommen. De schade is groot. De dag erop schiet men uit voorzorg
de roofdieren af. Alleen Tammo blijft in leven. Een paar dagen later zijn het
de branden, niet de bommen, die de tuin verder vernietigen. De brandweer staat
machteloos.
De
oorlogsjaren zijn zwaar voor Koen Kuiper. Op 7 december 1940 wordt Diergaarde
Blijdorp geopend. Het is niet zijn tuin, ook niet die van Corry. Wel zien zij
het publiek toestromen. Bezoekersaantallen zijn nog nooit zo hoog geweest. De
tuin is nu voor iedereen toegankelijk, maar dit verandert snel. De NSB’er Offerhaus
neemt in oorlogstijd het directeurschap van Kuiper over. Koen verzet zich
actief tegen het plaatsen van de borden ‘Verboden voor Joden’. Het mag niet
baten, hij wordt ontslagen. Het personeel staat niet negatief tegenover de
nieuwe directeur. De salarissen gaan omhoog: “hij is fout maar het is een goeie
vent.”
Heimans
beschrijft de verdere oorlogsperiode niet zo gedetailleerd als de vooroorlogse
tijd. Haar verhaal draait tenslotte om Corry en de oude tuin. Zij gaat wel in op
het lot van alle kinderen van het echtpaar in de bezettingstijd en beschrijft
zij heel mooi het opnemen van een Joods kind in hun gezin. Na de
oorlog wordt Koen Kuiper in zijn functie hersteld. Maar enkele jaren treedt hij
af vanwege principiële verschillen in inzicht met het bestuur. Later blijkt het
vooral Corry te zijn geweest die niet meer met het bestuur overweg kon. Heimans
gaat hier niet uitgebreid op de achtergronden in.
Het huis
met de leeuwen vertelt een prachtige geschiedenis. Tijdens het lezen vroeg ik
mij wel vaak af: is het een roman of is het een historische studie? De latere
jaren van het leven van Corry behandelt Heimans vluchtig. Dit is begrijpelijk
omdat het bronnenmateriaal waarschijnlijk beperkt was. Als het boek een echte
roman zou zijn, was dit niet nodig geweest. In de
details is Heimans nadrukkelijk historisch verantwoord. Vooral in het weergeven
van de achtergronden van vooroorlogs Rotterdam is zij sterk. Maar zelfs
betekenissen van uitdrukkingen worden uitgelegd. Iemand was gesjeesd. Heimans
legt uit dat in vroeger tijd studenten die met hun studie stopten op een oude
kar, een sjees, werden weggezonden.
Wanneer zij
iets minder aandacht aan dit soort zaken zou hebben besteed – en ook
bijvoorbeeld minder aandacht aan alle kinderen - en iets meer de vrijheid had genomen de gaten
in het verhaal zelf in te vullen, had er wellicht meer drama in het boek
gezeten en was het een echte roman geworden. Maar dit is
slechts een klein kritiekpunt. Heimans heeft voor deze vorm gekozen en heeft
een prachtig, historisch verantwoord en uitstekend leesbaar boek geschreven.
Wellicht is Het huis met de leeuwen een goede aanleiding om op de plek waar
de oude dierentuin ooit stond een gedenkplaat op te richten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten