In de Twilight at the world of tomorrow worden drie verhalen verteld: het verhaal
van de New York World’s Fair in 1939/1940, het verhaal over twee politieagenten
van de anti-terreur eenheid die de aanslag op 4 juli 1940 op diezelfde
tentoonstelling niet overleefden en het verhaal van Albert Einstein, gevlucht
voor het Duitse regime.
De wereldtentoonstelling
is de spil in het boek. De ambities waren enorm. In de zomer van 1936 kondigde
Robert Moses aan dat deze Fair over drie jaar zou openen en “it would be
bigger, grander en more spectaculair than any exposition to date.”
Het terrein
- Flushing Meadows – was driemaal groter dan dat waar de Chicago’s World’s Fair
een aantal jaren ervoor had plaatsgevonden. Begin jaren dertig was het een
immense afvalberg. F. Scott Fitzgerald beschreef het als “a valley of ashes”.
James Mauro
beschrijft de aanloop als een spannend jongensverhaal. Zowel organisatorisch,
financieel en bouwkundig was het een race tegen de klok. Grover Whalen werd
president van de wereldtentoonstelling. Hij was politiecommissaris geweest,
organiseerde zo vaak hij maar kon ticker tape parades en stond bekend als Mr.
New York.
Met mooie
verhalen kreeg hij bijna iedereen in New York en ver daarbuiten zover een
bijdrage te leveren aan deze tentoonstelling. In Europa bezocht hij de
belangrijke machthebbers en overtuigden hen ervan mee te doen en te investeren
in een paviljoen.
Als het om
PR ging was Whalen de juiste man op de juiste plek. Het belang ervan kon
volgens hem niet overschat worden. Dat de werkelijkheid er voor investeerders
er later anders uitzag, was voor later zorg. Ook het tempo van de bouw mocht
niet geremd worden door allerlei regels en wetten. Burgemeester La Guardia
steunde hem hierin. Zijn doel was “to keep the engineers one step ahead of the
lawyers”.
Een van de
grootste uitdagingen om toeristen naar de tentoonstelling te krijgen was het
imago van New York. “The back country hates all cities, but especially it hates
New York.” De
reputatie van gevaarlijke stad werd nog eens versterkt door de vele
bomaanslagen. Bijvoorbeeld in 1938 toen er verschillende bommen ontploften in
bioscopen als gevolg van arbeidsconflicten.
In diverse
hoofdstukken gaat Mauro in op de politie van New York en speciaal de afdeling
die zich met deze aanslagen bezighield. Het levensverhaal van Joe Lynch and
Freddy Socha staat hier centraal. De climax is de bomexplosie op 4 juli 1940 die
beide mannen het leven kostte.
In het
Britse paviljoen vond een medewerker een tikkende koffer. Pas een dag na de
vondst schakelde hij de politie in. De koffer werd naar buiten gebracht. Het
kon geen tijdbom zijn, want dan zou er binnen 24 uur een ontploffing moeten
volgen. Het bleek wel een bom. Er vielen enkele zwaar gewonden en twee doden.
Wanneer de bom in het paviljoen zou zijn ontploft, zouden er honderden
slachtoffers zijn gevallen.
De daders –
ze werden gezocht bij nazi sympathisanten - zijn nooit gevonden. Maar als
gevolg van deze aanslag werden er veiliger methoden van ontmanteling
ontwikkeld. New York was in 1940 in de greep van bommeldingen, meer dan 400 per week. De politie zocht continue naar
bommen. Meestal was het vals alarm. Nog voordat Amerika zich in de Tweede
Wereldoorlog mengde voelde New York af
en toe als een oorlogsgebied.
De aanslag op
de wereldtentoonstelling vond plaats in het tweede seizoen. Bij de opening in
1939 bestonden twee landen al niet meer - Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije – het
tweede jaar werd een groot deel van de Europese paviljoens beheerd door
regeringen in ballingschap. Medewerkers van bijvoorbeeld het Poolse en
Belgische paviljoen hadden geen idee waar zij heen konden als de Fair was
afgelopen. Sommige landen trokken zich helemaal terug, zoals Nederland en de
Sovjet Unie. De paviljoens werden gesloten.
Voor
directeur Grover Whalen betekende dit een flinke deuk in zijn geloof in de
tentoonstelling. Eind jaren 30 zag hij in de Fair een middel om landen tot
elkaar te brengen en om de oorlog te voorkomen. De reden
van zijn vertrek als directeur aan het eind van seizoen één was een andere, een
plattere: de bezoekersaantallen vielen tegen en de kosten waren te hoog. Whalen
dacht ooit aan 60 miljoen bezoekers in één seizoen. Deze verwachting werd al
snel bijgesteld. Uiteindelijk kwamen er 44 miljoen bezoekers in twee seizoenen,
een paar miljoen minder dan in Chicago in 1933/34.
Hijzelf
werd opzij gezet door een minder flamboyante en meer zakelijke directeur:
Harvey Gibson. Een van de eerste dingen die hij deed was de entree verlagen.
Het mocht niet baten. Toen na afloop de balans werd opgemaakt bleek de nieuwe
directeur niet zuiniger dan Whalen; de post externe inhuur was wel flink hoger
het tweede seizoen.
Op de
achtergrond van de World’s fair speelde voortdurend de oorlog een rol. Mauro
besteedt hier natuurlijk aandacht aan, maar gaat er niet structureel en
voortdurend op in. Whalen negeerde de oorlog zoveel mogelijk. Het was niet goed
voor het imago van de Fair.
Naast het
sluiten van paviljoens en medewerkers die niet terug naar hun land konden waren
er protestdemonstraties: tegen de nazi’s, maar ook tegen Groot-Brittannië, met
name om de politiek die de Britten in Palestina voerden. Een discussie die in
heel New York woedde ging over de vraag in hoeverre de Nazi’s mochten
demonstreren in het openbaar. Het leidde allemaal tot veel onrust.
Waar de
oorlog wel heel dichtbij kwam was in het leven van Albert Einstein. Hij
ontvluchtte het Naziregime. Tijdens een lezingentournee in Amerika besloot hij
te blijven. Hij kreeg het staatsburgerschap. Whalen
wilde de beroemde Einstein inzetten voor de wereldtentoonstelling. Bij de
opening hield Einstein een lezing. Zijn wetenschappelijke uiteenzetting over
licht moest hij onder protest inkorten. Zijn speech bleek onverstaanbaar en het
weer werkte ook tegen. Teleurstelling alom. Sowieso leek de tentoonstelling
twee soorten weer te kennen: snikheet of stortbuien. Vele activiteiten moesten
hierdoor afgeblazen worden.
In latere
hoofdstukken gaat Mauro dieper in op Einsteins rol rond het ontwikkelen van een
atoombom. Einstein vreesde dat de Duitsers de bom snel zouden hebben. En hem
ook zouden gebruiken. Voor de pacifist Einstein was dit een dilemma. Hij bracht
in 1939 via verschillende tussenpersonen president Roosevelt op de hoogte van
zijn zorg. Het leidde eerst tot niets. In 1941 werd echter het
Manhattan-project gestart om een bom te ontwikkelen. Einstein werd er niet bij
betrokken. Mauro veronderstelt dat de Amerikanen hem toch niet helemaal
vertrouwden. Na de oorlog protesteerde Einstein openlijk tegen de atoombom.
Bij deze
hoofdstukken over Einstein is de link met de wereldtentoonstelling een beetje
zoek. Dat is jammer, wel begrijpelijk. James Mauro probeert in één boek zoveel
onderwerpen te behandelen. Het is prachtig, maar eigenlijk ondoenlijk. In deze
bespreking heb ik een hoop onderwerpen niet eens aangeroerd. Er zijn tal
van bizarre verhalen te lezen in Twilight at the world of tomorrow, zoals
over het amusementspark, waar Voodoo-dansers optraden, voortdurend een stoet
aan half blote dames te zien was en waar als circus-attractie een heel dorp was
ingericht voor kleine mensen: Midget-town. En er was Oscar, the obscene octopus…
Een
populair paviljoen was ‘The world of tomorrow’ waar een wel zeer optimistisch
beeld van de toekomst werd gegeven: een kolossale bewegende maquette die
bezoekers van bovenaf konden aanschouwen. Er waren veel snelwegen, maar vlak na
de opening werd ontdekt dat de bedenker was vergeten kerken te bouwen in deze
toekomstwereld. De fout werd snel hersteld.
Grappig
verliep het bezoek van koning George en koningin Elizabeth. Er was een strak
tijdschema, maar dit liep vertraging op. Het eerste wat George vroeg aan de
reeds overspanen Whalen was, wanneer de lunch werd geserveerd. Hij had nergens
anders belangstelling voor. Wat bleek, George moest nodig naar het toilet.
Tot slot,
aan het eind van de tentoonstelling, die door Whalen werd gezien als een middel
tegen de oorlogsdreiging, werd een vrees van hem bewaarheid. Veel materiaal van
de Fair werd direct na sluiting omgewerkt voor oorlogsdoeleinden, vooral de
veertigduizend ton staal kwam goed van pas. James Mauro
heeft met Twilight at the world of tomorrow een prachtig beeld gegeven van
deze roerige New-Yorks periode. Hij is soms wat wijdlopig, gaat dan weer diep
in op een aantal details. De balans is daarmee soms wat weg, maar al met al is
het een zeer boeiend boek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten