maandag 22 november 2021

Warna Oosterbaan – Het leven van dingen


Sommige onderwerpen zijn zo breed dat er bibliotheken vol over geschreven kunnen worden. Over dingen, zo’n beetje alles wat er buiten mensen en natuur om te vinden is in de wereld, is relatief weinig geschreven. Dat is opmerkelijk, maar ook begrijpelijk. Waar moet je beginnen? En hoe beperk je je onderwerp zodat het een leesbaar geheel blijft. Warna Oosterbaan is daar goed in geslaagd. Ik vind het sowieso een fascinerend onderwerp en las Het leven van dingen met gretigheid.

Oosterbaan begint bij zijn jeugd en vertelt hoe hij gefascineerd was door apparaten en machines. Hij wilde weten hoe ze werkten en kreeg bewondering voor het vernuft. Meteen vroeg hij zich iets anders af: hoe ziet een wereld eruit zonder dingen? Dat is een puur theoretische vraag die vandaag de dag door de ontzaglijke hoeveelheid dingen bijna niet te beantwoorden is. Dingen laten zien hoe wij mensen leven. Zij zeggen iets over ons gedrag en de inrichting van onze samenleving. Dingen hebben vooruitgang gebracht, maar wij staan volgens Oosterbaan op een keerpunt. Er zijn te veel dingen. Vergeleken met halverwege de twintigste eeuw zijn onze huizen voller en voller geworden. Mensen krijgen moeite met het overzien van hun bezittingen en vele huishoudens worstelen met een rommelcrisis. Oosterbaan citeert diverse onderzoeken over het aantal spullen dat mensen in huis hebben. De aantallen lopen flink uiteen, maar duidelijk is dat het wereldwijd alleen maar meer is geworden.

 

Oosterbaan heeft zijn boek ingedeeld in korte overzichtelijke hoofdstukken waarin hij vragen rond dingen luchtig behandelt. Hij gebruikt sociologisch en psychologisch onderzoek en verwijst naar filosofen. Maar hij weet zijn verhaal ook te verlevendigen met anekdotes en berichten uit de media. Hij schrijft over opruimen, smaak, dingen bewaren, dingen kwijtraken, tijdscapsules, slimme dingen en meer. Een aantal thema’s keert regelmatig terug. Zo is er de achterliggende vraag naar het waarom van al die spullen. Is het hebzucht? Werkt de marketing van bedrijven zo goed en kopen wij omdat we verleid worden? Hij ziet het breder. Het is de basis van ons economische systeem dat ons tot kopen aanzet. Er bestaat natuurlijk wel de betovering van het nieuwe. Iets is mooi en dan is het verleidelijk om het te kopen. Maar het systeem organiseert deze behoefte. Een centrale stelling in het boek is dat nieuwe dingen noodzakelijke dingen worden. Oosterbaan noemt voorbeelden als elektrische apparaten. Nadat het elektriciteitsnet aangelegd werd, kwamen er steeds meer apparaten die elektriciteit nodig hadden. We werden ervan afhankelijk. Hetzelfde geldt voor onze mobiele telefoons. We kunnen bijna niet meer zonder. Die afhankelijkheid geldt niet alleen tussen mensen en dingen, ook dingen worden steeds meer afhankelijk van elkaar, ze zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Auto’s zorgden voor asfaltwegen, benzinestations, autogordels, kinderzitjes voor in de auto, enzovoorts, enzovoorts.

 

De variatie in dingen in oneindig. We richten onze huizen op onze eigen manier in. Naast functie is smaak hierbij belangrijk. Woontijdschriften adviseren ons en zeggen dat je vooral je persoonlijke toets eraan moet geven. Paradoxaal genoeg hebben we hiervoor deze tijdschriften en televisieprogramma’s nodig. Oosterbaan laat vaker dit soort grappige paradoxen zien. In het hoofdstuk over verzamelen staat hij stil bij hoarding (een verzamelstoornis) en schrijft hij over iemand die zijn huis vol tasjes met spullen heeft staan. Met liefde vertelt de bewoner over de inhoud ervan en de herinneringen die de spullen oproepen. Zij heeft honderden kookboeken, maar heeft geen ruimte om te koken omdat de keuken vol met spullen staat. 

 

Verzamelen is meestal minder problematisch. Over iemand die zoutvaatjes verzamelt zegt hij dat hoe meer zij aan haar verzameling toevoegde, hoe sterker de essentie van het ding zich aftekende, de grondvorm. “Tegelijkertijd brengt elke nieuwe aanwinst weer een subtiele wijziging in die grondvorm aan. Zodat die steeds dichter wordt benaderd, maar uiteindelijk onbereikbaar blijft. Misschien is dat het boeiende van verzamelen.”

 

Er is ook een tegenbeweging, minimalisten en aanhangers van een eenvoudige levensstijl en/of met afkeer van het materiële. De opruimgoeroe Marie Kondo is hier een vertegenwoordiger van. Dat Kondo zo succesvol is zegt wel iets over het probleem van te veel spullen en de rommelcrisis in menig huishouden. Geestig is hoe spullen zich aaneen klitten in huis. Oosterbaan besteedt een heel hoofdstuk aan bakjes waar spullen in terecht komen. In ieder huis zijn er zulke bakjes. Hij deed een klein onderzoek naar de inhoud ervan. Er zitten hele diverse dingen in, zonder samenhang. Weggooien gebeurt bijna niet, want het zijn allemaal dingen die nog wel eens van pas kunnen komen. Het is een verzameling op zichzelf. Hij ziet hierin een schat aan mogelijkheden: “de dingen liggen klaar om aan het werk te gaan.

 

Later in het boek gaat Oosterbaan meer in op de duurzaamheid van dingen, het repareren ervan of juist de onmogelijkheid om zelf dingen als telefoons en auto’s te repareren. De industrie verzet zich er hevig tegen en heeft liever dat je iets nieuws koopt. Daarmee verdwijnt er kennis van de materiële wereld en daarmee ons verantwoordelijkheidsgevoel over de dingen. Een interessante observatie als het gaat om duurzaamheid is dat een apparaat of ding verschillende fases heeft. De ontwikkeling van een apparaat en de verwerking ervan na gebruik kosten meestal meer energie en zijn schadelijker voor het milieu dan de fase van gebruik.


Aan het einde van Het leven van dingen dwaalt Oosterbaan wat af van zijn onderwerp. De stukken over Nederlanderschap hadden voor mij niet gehoeven. Maar dat is slechts een kleine kritiek op dit verder prachtige en inspirerende boek. Oosterbaan trekt geen serie wetenschappelijke conclusies maar in het slothoofdstuk waarschuwt hij dat de dingen hun onschuld hebben verloren. Dingen zijn overal en zitten ook in ons. Meer besef hiervan is nodig. We moeten minder achteloos met dingen omgaan. Hij vraagt zich daarnaast af of je een smartphone nog wel een ding kunt noemen. Het is meer dan dat, de essentie ervan is niet materieel. Een ontwikkeling hierbij is de humanisering van apparaten. Tegelijkertijd raken mensen steeds verder uit beeld bij deze apparaten. Deze opmerkingen klinken dreigend, maar volgen eigenlijk vanzelf uit de rest van zijn boek. Hij pleit er bijvoorbeeld voor om meer informatie aan de dingen toe te voegen waarbij de consument meteen ziet hoe belastend een ding is voor het milieu. Naast alle zegeningen die de dingen ons brengen is zijn zorg erover volkomen op zijn plaats.

1 opmerking:

Lalagè zei

Ik moet hierbij denken aan het verhaal 'De dingen de baas' van Belcampo, waarin de dingen in opstand komen en de huizen verlaten... waar de mensen naakt en onthand achterblijven.