John le Carré schrijft al bijna zestig jaar spionagethrillers, voorheen vaak met de Koude Oorlog als decor. Veel van zijn boeken zijn wereldberoemd, mede door de verfilmingen: The Spy Who Came In from the Cold (1963),Tinker Tailor Soldier Spy (1974) en The Constant Gardener (2001) zijn slechts enkele titels. Ik had nog nooit een boek van hem gelezen. Toen ik de enthousiaste recensies las van zijn laatste boek Spion buiten dienst heb ik het uit de bibliotheek gehaald. Het verhaal is actueel en speelt tegen de achtergrond van de Brexit.
Nat is een spion op leeftijd, dat wil zegen: hij is bijna vijftig. Hij woont in Londen met zijn vrouw die advocate is. Zij hebben een wat opstandige dochter, die soms komt aanwaaien maar waarvan het meestal onduidelijk is waar zij uithangt. Nat werkte in het buitenland, met name in gebieden die voorheen tot de Sovjet-Unie behoorde. Nu is hij ondergebracht in een vage afdeling die De Haven wordt genoemd. Hij heeft een leidinggevende functie, maar wordt ook beperkt door de mensen boven hem.
Nat is een verwoed badminton-speler en kampioen van zijn club. Het eerste hoofdstuk speelt op de club. Het is maandagavond. Er komt een lange jongeman naar hem toe die hem uitdaagt voor een partij badminton. De man heet Ed. Hij geeft Nat goed partij en de twee spelen in de maandagen erna vaker tegen elkaar. Na afloop van een partij drinken ze altijd wat. Ed zet dan zijn politieke ideeën uiteen. Hij is fel tegen de Brexit en tegen Trump. Nat gaat er niet teveel op in.
Het heeft geen zin hier de spionageactiviteiten van Nat, de mislukte projecten, de dubbele bodems en de contra-contra-contraspionage-verwikkelingen uiteen te zetten. Wel dacht ik meteen dat Ed niet zomaar in het eerste hoofdstuk op die badmintonclub verschijnt. Het verhaal is voor een geoefend spionagethrillerlezer misschien eenvoudig te volgen, ik was soms de weg kwijt. Dat heeft denk ik vooral te maken met de vertelstijl binnen dit genre. Ik vergelijk het met moderne reality-tv: de montage is snel en voortdurend wordt er actie gesuggereerd, maar er gebeurt al met al niet zo veel. In thrillers zoals deze zit veel dialoog, snelle gesprekken waar veel informatie wordt gedeeld, informatie die weinig toevoegt aan de traag verlopende verhaallijnen. Wanneer je na afloop het verhaal samenvat, dan is het flinterdun. Ik houd meer van het omgekeerde: snelle, kronkelige verhaallijnen, maar meer rust op de korte afstand en niet zoveel overbodig gebabbel. De politiethrillers van Koos van Zomeren zijn hiervan een mooi voorbeeld.
Wat verder opvalt aan Spion buiten dienst is dat de hoofdpersoon een beetje een loser is. Dat vind ik dan weer wel leuk. John le Carré schijnt dit vaker te doen. Ook heb ik het gevoel dat hij het genre een beetje parodieert. Hij neemt het niet allemaal; te serieus, vermengt zijn verhaal met grapjes en relativeert de spanning die hij eerst zelf opbouwt. Al met al een aardig, maar wat te langdradig boek. Voor mij geen reden om meer van hem te gaan lezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten