Vorige week
vond in de Nijmeegse bibliotheek de lancering plaats van de debuutroman van
Gerjon Gijsbers. De presentatie begon met een stukje uit de film Buffalo ‘66,
het meesterwerk van Vincent Gallo. Daarna was er muziek. De auteur sloot af met
een voorlezing, waarna je zijn boek kon kopen. Hij signeerde met een
Stanleymes.
Een
Stanleymes en Buffalo ‘66 zijn vaste elementen in de wereld van Luctor, de
hoofdpersoon uit ‘Scheuren in het canvas’. Zijn wereld bestaat verder uit
hartkleppen, DWDD, pompoenen, drank, de zoektocht naar een douchegordijn, het
uitzicht op een kerkhof en de afwezige Laura.
Luctor
woont op een kamer in de oude pastorie. Af en toe waart er een pater rond. Hij
zit op zijn kamer en denkt na. In het eerste deel – Rood - volgt hij een
opleiding tot literatuurwetenschapper. In het dikste gele deel werkt hij voor een geestdodend bedrijf dat medische instrumenten distribueert. In het laatste,
korte blauwe hoofdstuk studeert of werkt Luctor niet meer.
De mooie structuur
van het boek, met veel terugkerende elementen, staat in contrast met het
chaotische leven van Luctor. Hij heeft een afkeer van zijn medemens. Zijn kamer
is een zooitje, net als zijn liefdesleven, voor zover hij dat heeft. Hij is
autistisch genoeg om zich zorgen te maken over het ontbreken van een douchegordijn.
Als een ware Oblomov fantaseert hij op de bank over het doen van boodschappen
of het kopen van een douchegordijn. Het komt er niet van.
Zijn
medestudenten lachen hem uit. De ambtenaar van de sociale dienst ziet weinig
toekomst in hem. Toch zijn er mensen die graag met hem omgaan en met hem willen
afspreken, ook meisjes. Maar wanneer de brutale Denise, studente en
kassamedewerkster, plotseling voor de deur staat slaat hij op de vlucht. Luctor
trekt louter gekken aan, waar hij vervolgens afstand van wil nemen. Zijn bespiegelingen
over de mensheid zijn geestig.
“Dat had
Luctor altijd een van de grootste raadsels van de schepping gevonden. Dat een
gigantisch ras als de steppemammoet, die op een dieet van gezonde voeding en
genoeg slaap zwaarder kon worden dan een Tyrannosaurus, het wist te
presteren om uit te sterven, terwijl nietige wezens met een voorkeur voor het
nuttigen van verslavende rotzooi en het bezigen van verkleinwoordjes zich
redelijk ongeschonden een weg door de geschiedenis baanden en vele tijdperken
later op slecht georganiseerde feestjes een eigen versie van Hermes House Bands
’I will survive’ stonden te kokhalzen. Het leek Luctor evident dat alles van
enig gewicht geen bestaansrecht had en gedoemd was om zo spoedig mogelijk vernietigd
te worden.”
Het is een
wonder dat Luctor het zolang volhoudt op de werkvloer. Zijn collega’s lijken
allemaal krankzinnig. “Hoe langer hij werkzaam was in dit bedrijf, dat leek te
bestaan bij de gratie van de menselijke waanzin, hoe meer hij ervan overtuigd
raakte dat hij deel uitmaakte van een luchtmacht volkomen gedesoriënteerde
vliegeniers die allemaal een oorlog uitvochten die zich enkel in hun eigen hoofd
voltrok.”
Zelf draait
hij langzaam door. Met een Stanleymes bewerkt hij de vloer van een koelcel. Een
interimmanager die hem dit op camerabeelden ziet doen windt zich enorm op. Hij
snijdt namelijk naar zich toe, waarmee hij zichzelf in gevaar brengt. Je moet
van je af snijden. De manager maakt hieruit op dat Luctor volledig verknipt is.
“Wat is het nu, dacht Luctor, vol of ledig? Maak eens een keuze mens.”
Aan het
eind van het boek staat Luctor er alleen voor. Hij is alles kwijt. Hij ligt op
zijn bed. “Er werd op de deur gebonsd. Ik sloot snel de gordijnen. Mogelijk was
er een buitenwereld. Je wist het niet.” Verschillende werkelijkheden beginnen
door elkaar te lopen. Overal ziet hij Laura opdoemen. Fantaseert hij? Loopt dit
verhaal werkelijk goed af? Je weet het niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten