De latere
Nobelprijswinnaar Niko Tinbergen reisde in 1932 met zijn vrouw naar Groenland.
Zij zouden er ruim een jaar blijven. Hun wetenschappelijke werk bestond uit het
observeren van vogelgedrag. Hier legde Tinbergen de basis voor zijn ideeën over
het onderzoek naar diergedrag. ‘Eskimoland’ is het verslag van dit jaar, waarin
zij nauw samenleefden met de lokale bevolking.
Tijs Goldschmidt
benadrukt in het voorwoord bij deze heruitgave dat Tinbergen een scherp
waarnemer was. Hij wachtte eindeloos op een bijzonder moment en wist dit dan
vast te leggen op foto. Een foto maken was in 1932 een dure aangelegenheid. Het
mocht dus niet mis gaan. “Tinbergen begon te beseffen dat gedrag vorm had, net
als een hart of een oog. Alleen ging het in dit geval om vorm in beweging.”
Zoals hij
vogels observeerde, zo observeerde hij ook de sledehonden en de bewoners van
Groenland. Hij was zowel bioloog als antropoloog en had sterke interesse in
gebruiksvoorwerpen en kleding. Hij leerde varen in een kajak, ging mee op jacht
en leerde de taal. Hij was met zijn vrouw onderdeel van de gemeenschap. In het
gebied waar zij woonden leefden enkele honderden mensen, verspreid over een
aantal kleine nederzettingen.
Het meest
interessant in Tinbergens verslag zijn de cultuurverschillen. De bewoners van
Groenland leven geheel met de seizoenen. In de winter wonen zij in houten
huizen, in de zomer in tenten. Ieder jaar moet zo’n huis weer opgebouwd of
hersteld worden. Europeanen vinden zij onhandig. De bewoners maken al hun
werktuigen zelf. Een fototoestel is leuk, maar wanneer Tinbergen bekent het
niet zelf gemaakt te hebben, verliezen zij hun interesse.
Groenlanders
eten alles wat voorhanden is: bessen, zeehondenspek, haaienlever, eieren en
vogels. Wanneer er veel voedsel voorradig is, wordt er overvloedig gegeten en
wordt het eten royaal gedeeld met anderen. Dit heeft een keerzijde: “zolang er
overvloed is zijn de mensen gul, maar zodra de voorraden krap worden blijken ze
hardvochtige egoïsten te kunnen zijn.”
Tinbergen
ondervond dit toen iemand die uit jagen ging aan zijn broer vroeg om voor zijn
twee kinderen te zorgen. Het weer sloeg om en hij bleef een week weg. Er was
weinig te eten, dus de broer had de kinderen bijna niks te eten gegeven. De
jongste van twee jaar had het misschien niet gehaald als Tinbergen hem niet gevoed
had.
Even hard
is hun houding tegenover de sledehonden. In de winter zijn ze nodig en krijgen
zij te eten, in de zomer worden zij aan hun lot overgelaten en vermageren zij
sterk. Overigens krijgen de honden flink met de zweep ervan langs. Groenlanders
zijn zeer sterke honden en kunnen zichzelf redden door bijvoorbeeld vogels te vangen.
Bij een sneeuwstorm graaft een Groenlandse hond zichzelf in in de sneeuw. Na
twee, drie dagen komt hij weer tevoorschijn, zoals Tinbergen beschrijft: “fris
als een hoentje.”
Het leven
dicht op de natuur betekent dat je gebruik maakt van gunstige omstandigheden.
Er is vaak geen vast dag- en nachtritme. In de winter ga je ’s nachts bij
maanlicht de deur uit om te jagen. In hetzelfde jaargetijde was je je niet. Het
huidvet biedt namelijk de beste bescherming tegen de zoutkristallen die in je voortdurend
toewaaien.
In de
maanden maart en april verschijnen er zeehonden op het ijs. Zij liggen te
zonnen dicht bij een wak. Deze zeehonden heten qatsimaleq. Interessant is dat
hun taal een apart woord heeft voor een liggende zeehond. De manier om te jagen
op een qatsimaleq is bijzonder. De jager imiteert het gedrag van de qatsimaleq,
die tijdens de slaap nooit langer dan een paar minuten stil ligt. De jager
steekt daarom af en toe zijn hoofd op een zeehondenmanier omhoog en nadert zo
zijn prooi. Later ontdekt Tinbergen dat ijsberen deze methode ook hanteren bij
de zeehondenjacht.
De
gemeenschap Groenlanders waar de Tinbergens verbleven was vrij klein. Ik was
verbijsterd door het grote aantal dieren dat er dagelijks werd geschoten. Met
de komst van het geweer is de jacht veel eenvoudiger geworden. Tinbergen
constateerde al een afname in diersoorten en vroeg zich af hoe lang dit door
kon gaan.
Een grote
zorg is de invloed van de Europeanen op dit jagersvolk. “Klakkeloos wordt elke
mode gevolgd, die van Europeanen of van de onder Europese invloed al zo sterk
gewijzigde westkusters komt, zodat het niet lang meer zal duren, of ook hier
zal de civilisatie haar vervlakkende werk verricht hebben.” Huiden worden
bijvoorbeeld verkocht en vervangen door het inferieure katoen, omdat dit
Europees en dus begerenswaardig is.
‘Eskimoland’
is een buitengewoon boeiend verslag. Je leest soms enige neerbuigendheid
tegenover de ‘Eskimo’s’, maar veel minder dan ik had verwacht voor een boek uit
1934. Vooral na de eerste weken verblijf beschrijft hij hun wereld zoveel
mogelijk op voet van gelijkheid en geeft hij nog maar zelden een moreel
oordeel. Ik vond het wel jammer dat de zwart-wit foto’s zo klein zijn
afgedrukt. Een koffietafelboek met deze foto’s zou een aanwinst zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten