vrijdag 1 september 2017

Sanneke van Hassel – Stille grond


Sanneke van Hassel staat bekend als schrijfster van korte verhalen. Stille grond is haar tweede roman. In haar verhalen weet zij snel de juiste sfeer op te roepen die bij een personage past. Na een paar zinnen zit je midden in iemands dagelijkse leven. Wat volgt is vaak een ingrijpende beslissing of een onverwachtse wending in het leven van de hoofdpersoon. In Stille grond past Van Hassel ditzelfde procedé toe. Dit heeft een zeker risico, want hoe lang blijft het leven van twee enigszins saaie mensen boeiend? Van Hassel slaagt er zonder meer in om de gebeurtenissen die hun levens veranderen tot het einde tot spannend te houden.

De setting van het verhaal is het centrum van Rotterdam. Johannes is sociaal werker. Hij leidt het complex Smallenburg, waar verslaafden onder andere een tuin onderhouden. Dit geeft soms overlast voor de buurt. Landa is een buurtgenoot. Zij is onlangs moeder geworden. Haar man heeft een goeie betrekking en is veel van huis. Landa verloor na de zwangerschap haar vaste baan. Zij kijkt uit het raam en stoort zich aan de daklozenopvang. Zij onderneemt actie.

Van de levens van Johannes en Landa krijg je snel een beeld. Van Hassel wisselt per hoofdstuk het perspectief af. Je verwacht dat het snel tot een harde confrontatie komt. Van Hassel speelt voortdurend met deze dreiging. Landa voert een strijd tegen de opvang en bewandelt hiertoe allerlei wegen. Namens de VVE dient zij klachten in en zij papt voor steun aan met een populistisch politicus.

Johannes is niet rechtstreeks met de verdediging van zijn project bezig. Zijn leidinggevende Wouters maakt zich meer druk en geeft Johannes opdrachten mee, bijvoorbeeld wanneer Smallenburg wordt besproken in een gemeentecommissie. Zelf kan hij er niet bij zijn vanwege een belangrijke privéafspraak. Johannes voert slechts kort het woord. Het houdt van zijn werk en gelooft er in. Maar hij is geen politicus. Hij is een lieve man. Na de vergadering ontspant hij zich thuis. “Johannes hakt een ei in stukken en prikt erin met zijn vork. Eenieder draagt bij naar eigen mogelijkheden. Je opwinden heeft geen zin. Hij schraapt zijn bord schoon. Stil zijn. Naar het water luisteren dat in de verwarming borrelt. De buizen lopen door de hele flat.”

Landa is ook een aardig mens, maar na de geboorte van haar kind maakt zij zich zorgen om van alles. De strijd tegen Smallenburg geeft haar leven invulling. Mooi is hoe zij aftast welke strategie zij moet volgen. Dit is niet iets wat zij bewust bedenkt, maar er broeit wel iets. De populist Jos de Palm doet een beetje te slijmerig tegen haar. Heeft zij werkelijk wat aan hem?

Het leven van Johannes krijgt een wending wanneer een dakloze vrouw plotseling voor hem staat en hem uitdaagt. Hij ziet iets in haar wat hem doet denken aan vroeger. Voor hij het zelf beseft is hij verliefd op haar. Hij is in staat om hele onverstandige dingen te gaan doen. Van Hassel bouwt deze verhaallijn langzaam op. Ook hier hangt dreiging in de lucht.

Hoe de verhaallijnen zich ontwikkelen laat ik in het midden. Beide personages vallen uit hun rol. De mensen om hen heen handelen voorspelbaar, bijna clichématig. De verstandige hardwerkende echtgenoot geeft zijn vrouw meer ruimte voor zichzelf door een kinderoppas te regelen. De manager van Smallenburg is betrokken, maar denkt vooral aan zijn eigen positie. Hij draagt Johannes op de administratie aan te passen, vanwege een strengere controle. “Dan moet je het dubbel gaan doen… Een document maken van het hele afgelopen jaar. Registratie en aftekenen in de computer, je observaties en gedachten in een schriftje. Alles moet volgens de regels gaan en kloppen. Zelfstandigheid en meedoen in de maatschappij, dat is nu het adagium. Maandag zal ik een afspraak maken met de boekhouder. Kijken of we sommige posten anders kunnen noemen, dat wil wel eens helpen. Geen activiteiten, maar activatie... Het is niet anders.”

Het taalgebruik en de politieke discussie eromheen zijn heel herkenbaar. Sociaal werk is administratie geworden. Johannes hoort het gelaten aan. Van Hassel laat goed zien hoe weinig het bij de meeste personages in haar boek gaat om de daklozen. Landa maakt zich druk om het verval in de buurt. Zij is doodsbang voor een man die haar op straat aanspreekt. Maar door de enge praatjes van Jos de Palm voelt zij zich juist gevleid.

Van Hassel kaart in haar roman de zorg om daklozen aan, maar doet dit niet te nadrukkelijk. Zoals veel van wat zij schrijft zit er een soort zachtheid in haar taalgebruik en in hoe zij de dingen zegt. Zij scheert om iets heen, betast het van verschillende kanten en maakt daarmee een situatie of een personage levendiger dan dat zij expliciet dingen benoemt.

Stille grond is een goed geslaagde stadse roman. Sanneke van Hassel heeft zich al lang als schrijfster bewezen. Ik hoop dat zij met deze roman landelijk de waardering krijgt die zij verdient, met daarbij de aantallen lezers. Dat de roman zich volledig in Rotterdam afspeelt is hier geen belemmering voor. Het verhaal is niet gebonden aan één plek.

Geen opmerkingen: