Noordwaarts is het derde boek van Boekwijt, haar tweede roman. Haar stijl is, net als in
haar eerste twee boeken, uiterst verzorgd. Er staat geen woord teveel in. Het
verhaal van het wat verloren meisje Gitta, dat haar geluk zoekt in Denemarken
is niet rechttoe rechtaan. De plot ontbreekt nagenoeg. De gebeurtenissen
kronkelen naar een einde toe, waar de lezer met vragen blijft zitten.
Gitta woont
met haar ouders en broertje in de polder. Op school gaat het niet vlekkeloos.
In het weekend werkt zij in een bakkerij, tegen de zin in van haar moeder, die haar
liever zag werken in een chic restaurant. Desondanks pakt zij vol ongeduld het
brood aan dat haar dochter meebrengt. Dit is typerend voor de zwijgzame moeder.
Als zij al wat zegt is het in de vorm van commentaar. De vader is anders. Het is
een autoritaire zak, die om het minste of geringste boos wordt.
De broer
van Gitta, die simpelweg Broer wordt genoemd heeft een manier gevonden om met
zijn ouders om te gaan: negeren en terugtrekken in zijn eigen wereld. Als hij
eruit ontwaakt geeft hij Gitta meteen gelijk in alles, maar actief verzet tegen
de twee voert hij niet. De houding van haar broer heeft iets aantrekkelijks,
zoals in het verhaal van Jona, “opgeslokt en over zijn zonden te denken gezet
in een plas van vocht en slijm. De lucht werd oud. Het wachten was op het uitademen
van het dier. Misschien was het zo slecht nog niet in een vlezige buikholte, als
op het land de taak wachtte andere mensen kapot te zien gaan.”
Het eerste
deel van de roman heet niet voor niets ‘Kooi’. De oplossing voor haar
naargeestige bestaan zoekt Gitta in het buitenland. Het tweede deel heet dan
ook ‘Vlucht’. Haar vader is Deens en op een familiefeestje in Denemarken heeft
zij kennis gemaakt met Randi en haar man Ole. Vooral Randi maakt indruk op
haar. Of zij dé reden is om een jaar later te vertrekken naar Denemarken ligt
voor de hand. Maar misschien was het wel haar laatste strohalm. Aan het
einde van het feestje staan Gitta en Randi in de gang. “Randi lachte luidt, en
Gitta begreep dat al dat lachen aan tafel slechtst uit beleefdheid was geweest.
Er werd iets gesmeed. Een verbond, een pact. De dag van morgen lag plotseling
lichter in het verschiet.”
In
Denemarken trekt zij in bij Karen en Mads, haar tante en oom. Zij woont in het
verbouwde tuinhuis en volgt een opleiding tot huisschilder. In een nieuw land
bouwt zij een nieuw bestaan op. Zij heeft een aardige, wat oppervlakkige vriend.
Hij ziet dat zij zichzelf beschadigt, maar heeft hier geen antwoord op. Gitta
komt vaak over de vloer bij Randi en Ole.
Een deel
van het verhaal beschrijft Boekwijt vanuit het perspectief van Randi. Zij is
niet uitgesproken gelukkig met Ole. “Het was vanzelfsprekend geworden dat hij
er was. Of ze van hem hield, of van het leven dat zij samen hadden, dat kon ze
niet vaststellen.” Hoe Randi
Gitta ziet is wat dubbelzinnig. Zij heeft zelf geen kinderen. Gitta vervult
wellicht een rol als kind voor haar. Maar de liefdevolle herinnering aan een
oude vriendin roept ook andere gevoelens in haar wakker. Hoe Gitta haar
‘pleegouders’ ziet is eveneens dubbel. Ole voelt zich sterk tot haar
aangetrokken.
Deze
onduidelijkheden, dit aftasten, geven het verhaal de juiste spanning. Gitta’s
zoeken naar een ander bestaan, levert niet op wat zij ervan verwacht had. Maar
wat had zij eigenlijk verwacht? Zij keert met kerst terug naar huis. Alles
lijkt kleiner geworden. De benauwende sfeer is ongewijzigd. “De man die haar vader was zat tegenover haar aan de
keukentafel en schilde aardappels. De ogen boos in het hoofd.”
Je leest
een hoop van zulke prachtige zinnen in Noordwaarts, vooral de observaties
over menselijke relaties zijn sterk. Ole en Mads staan bij elkaar op een
feestje. “Ole rookte en was in gesprek met Mads, God mocht weten waarover. Die
twee hadden niets met elkaar gemeen dan het feit dat ze mannen waren.”
Randy ziet
scherp de afstand tussen mensen, met hun zinloze gebabbel. Zij ontkomt er zelf
ook niet aan, en weet bovendien niet wat zij wil. “Ze moesten haar maar in
laten slapen, zoals ze met honden en paarden deden. Het was haar een raadsel
hoe ze de dagen moest doorkomen. Het lukte haar niet bij de mensen te komen.”
Die laatste zin geeft de kern weer van het karakter van Gitta. Naomi Rebekka
Boekwijt heeft in Noordwaarts dit vooral prachtig uitgewerkt.
Hetzelfde
weekend dat ik Noordwaarts las, las ik Vaak ben ik gelukkig van Jens
Christian Grøndahl. Ik zie overeenkomsten tussen de twee boeken, zowel qua
thema als in de manier van vertellen. Bovendien spelen beide boeken in
Denemarken, waardoor de verhalen in mijn hoofd door elkaar gingen lopen. Grøndahl
vond ik beter. Zijn toon is lichter, maar het verhaal roept bij mij ook meer
emotie op. Dit is subjectief natuurlijk. Sowieso blijf ik alles wat Boekwijt schrijft
lezen. Haar stijl en observaties over menselijk gedrag zijn erg goed. Noordwaarts
is bovendien, net als haar andere boeken, bijzonder mooi uitgegeven. Ik wens haar
wel een groter lezerspubliek toe.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten