woensdag 15 maart 2017

J.M. Coetzee – In het hart van het land


De boeken van Coetzee zijn bijzonder. Hij kreeg niet voor niets in 2003 de Nobelprijs voor de literatuur. Bij het lezen van In het hart van het land (1977) had ik regelmatig het gevoel: wat is dit? Wat lees ik hier? Het verhaal gaat over een vrouw op een afgelegen boerderij, die wraak neemt op haar vader. Het echte verhaal gaat over vrouwenonderdrukking, rassenscheiding, identiteit en eenzaamheid.

Magda’s moeder is lang geleden overleden. Haar vader is een hardwerkende boer.  Het verhaal speelt op het Zuid-Afrikaanse platteland. Op de boerderij werken een paar zwarte bedienden, waaronder Hendrik en zijn vrouw Klein-Anna. De vader legt het aan met Klein-Anna. Magda is knokig en lelijk. Zij is nog maagd.

De verteltrant van Coetzee is scherp. Het hele verhaal vertelt hij door de ogen van Magda. Het uitstekend vertaalde boek - door Peter Bergsma – is opgedeeld in 266 korte paragrafen. Het verhaal is soms springerig. Haar gedachten, waarnemingen, wanen en fantasieën lopen door elkaar heen. Magda is afwezig wanneer haar vader een nieuwe bruid heeft. “Mijn vader slaat geen acht op mijn afwezigheid. Daarom ben ik, in plaats van de vrouwelijke warmte in het hart van dit huis, altijd een nul, een niets geweest, een vacuüm dat alles naar zich toezuigt, een turbulentie, gedempt, grijs, als een kille tocht die dor de gangen wervelt, veronachtzaamd, wraakgierig.”

Haar wraakgevoelens gaan met haar op de loop. Zij fantaseert uitvoerig over moordpartijen, maar denkt ook na over de praktische bezwaren: ”Wat moet ik met de lichamen beginnen?” Glashelder analyseert zij wat zij met de in stukken gesneden delen moet doen. “Ben ik sterk genoeg om hen zonder hulp weg te kruien of moet ik net zo lang hakken tot ik draagbare stukken overhoud? Ben ik zelfs wel in staat een enkele monolithische romp te dragen? Bestaat er een manier om een romp in delen te splitsen zonder dat het obsceen wordt? Ik had mij meer in het slagersvak moeten verdiepen.”

Haar gedachten draven maar door. Haar betoog bestaat grotendeels uit dergelijke monologen, soms afgewisseld met een enkele dialoog. Je wordt meegenomen in haar woordenstroom. De wraakfantasieën worden werkelijkheid. Wat er precies gebeurt is niet duidelijk te reconstrueren, omdat je alles alleen vanuit haar claustrofobische blik beziet.

Het jonge bediendenstel is pas getrouwd. Magda tekent het leven van de bruid uit. Nu is zij nog mooi, maar na twee kinderen zullen het baren en de kwalen en de ellende van het eentonige bestaan haar uitputten. “Je wordt nog wel eens zoals ik, zeg ik bij mijzelf, wees daar maar niet bang voor.” Na het overspel vraagt zich af waarom Hendrik geen broodmes stoot in de borst van de man die zijn leven heeft vergald. Moet zij dan de wraakactie uitvoeren?

Na de dood van haar vader verandert de situatie op de boerderij. Magda woont alleen met de twee bedienden. Hendrik kan zij niet betalen. Zij maakt het huis keer op keer grondig schoon, maar de schapen blijven ongeschoren en lopen weg. De gewassen sterven af. Magda verlangt naar bevrijdende vernietiging. “Kwamen er maar mannen op pony’s uit de heuvels gestroomd om ons af te slachten!” Zij vraagt de twee in huis te komen wonen. Hendrik zoekt haar op in bed. De beschrijving die Coetzee geeft van wat daar ’s nachts gebeurt heeft niks met liefde te maken. Overdag is het niet veel beter. De onderlinge verhoudingen staan op scherp. “Dan zijn er nog de dagen die gevuld moeten worden, dagen van atomische doelloosheid. Wij drieën kunnen onze draai niet vinden in dit huis. Ik kan niet uitmaken of Hendrik en Anna gasten of indringers of gevangenen zijn.”

Uiteindelijk blijft Magda alleen over op de boerderij, in de greep van de waanzin. Er komen vliegtuigen over. Zij geeft vanaf de grond boodschappen door aan de piloten. Niemand hoort haar.

Geen opmerkingen: