De titel
‘De ijsmakers’ geeft precies weer waar dit boek van Ernest van der Kwast over
gaat: ijs maken. De families van ijsmakers kwamen uit het Noorden van Italië,
uit arme dorpjes waar vanuit zij in de zomer naar het Westen trokken om ijs te maken
en te verkopen. ‘De IJsmakers’ draait om de familie Talamini die in Rotterdam
terecht komt en daar Venezia openen.
De
geschiedenis begint bij de overgrootvader die als eerste het ijs maakte.
Vanwege een vrouw die hem schrik aan joeg vluchtte hij naar Amerika. Na een
paar jaar keerde hij terug en trouwde met haar.
De
ijsmakersgeschiedenis is enorm boeiend maar het boek is een roman. Hoofdpersoon
en verteller is Giovanni. Zijn vader maakte van ijssalon Venezia een begrip in
Rotterdam. De traditie gaat over van vader op zoon. Broer Luca treedt in de
voetsporen van zijn vader, Giovanni niet. Hij houdt van poëzie.
Van der
Kwast bouwt de familiegeschiedenis mooi op. Van de vader gaat hij terug naar de
overgrootvader en weer vooruit naar de verschillende levensfasen van Giovanni.
Centraal staan de twee broers. Als kind hielden zij vaak elkaars hand vast.
Beiden waren verliefd op hetzelfde meisje Sophia. De iets oudere Giovanni helpt
de zwijgzame Luca om haar te veroveren.
Giovanni’s carrière
verloopt voorspoedig. Hij wordt directeur van een internationaal poëziefestival
in Rotterdam en trekt de hele wereld over. Als hij in Rotterdam is kijkt zijn
broer hem nauwelijks aan. Hij zwijgt en maakt ijs. Zijn vader maakt hem
evenzeer verwijten. “Ik had gekozen voor een bestaan zonder de ijssalon, zonder
familie. Daar zou ik vroeg of laat spijt van krijgen.”
Wanneer
Luca trouwt met Sophia verandert er weinig. Er is voor de acht maanden dat zij
in Nederland werken één paar handen extra om ijs te maken. In de winter is het
vakantie. De winkel is dicht, de familie zit in Italië.
Als hij
ouder wordt trekt de vader zich steeds meer terug. Als hobby verzamelt hij
gereedschap. Zijn vrouw wordt er gek van wanneer hij weer een nieuwe machine
heeft gekocht. Eigenlijk haat hij het ijs en de ijseters. Min of meer uit
frustratie stort hij zich op andere zaken: een vogel die de hele dag zingt. Of
hij wordt verliefd op een kogelstootster. Van de Kwast vertelt het allemaal op hilarische
wijze.
Maar
eronder wordt de tragiek van het ijsmakersbestaan steeds duidelijker. Zowel de
vader als broer Luca hadden geen keuze. Na jaren praat Luca weer met zijn
broer. Hij vraagt hem een gunst, een oplossing voor een tergend
familieprobleem. Giovanni stemt toe.
De roman
verspringt per hoofdstuk heen en weer in de tijd en brengt de lezer steeds
dichter bij de kern van het ijsmakersbestaan en terloops bij de kern van het
familiebestaan in het algemeen.
Een thema
van het boek is dat je niet alles kunt hebben in het leven. Het is nooit goed.
Als het regent daalt de ijsverkoop, als de zon schijnt zou je buiten willen
zijn, maar je moet zoveel mogelijk ijs verkopen.
De broers
praten als zij ouder zijn vaker met elkaar. Giovanni beseft dat zijn keuze om
geen ijsmaker te worden gevolgen had voor zijn broer. Luca zegt het hem: “ik
moest hier blijven, ik moest de ijssalon draaiende houden.” Je kunt niet doen
wat je het liefste wilt en tegelijkertijd een familietraditie in stand houden.
Luca heeft
een zoon. De geschiedenis herhaalt zich Hij wil niet deugen en keert zich af van
de ijssalon. Hij is op wereldreis naar Mexico en laat weinig van zich horen. Sophia
ligt hele dagen in bed.
Aan het
eind van de roman grijpt Van der Kwast terug op het verhaal van de overgrootvader:
hij ging weg en kwam terug. De geschiedenis herhaalt met de
achterachterkleinzoon, de traditie wordt voortgezet. Of niet? Het is nooit
goed: of je laat je familie in de steek of je doet je hele leven iets waar je
niet voor gekozen hebt.
Met de ‘De
ijsmakers’ leverde Ernest van der Kwast een soepel geschreven, grappige en
tegelijkertijd dramatische roman af. Het boek is minder slapstick en meer
volwassen dan ‘Mama Tandoori’. ‘De ijsmakers was genomineerd voor het beste
Rotterdamse boek 2015.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten