zondag 20 december 2015

Heere Heeresma – Bleib gesund!

Heere Heeresma hield rekening met mensen die ooit interesse zouden tonen in zijn nalatenschap. Dozen vol brieven en andere persoonlijke zaken droeg hij over aan het Letterkundig Museum. Daaruit is deze dikke brievenbundel voortgekomen.


Het boek in de reeks privédomein is samengesteld door Hein Aalders. Anton de Goede schreef een voorwoord en was nauw betrokken bij deze uitgave.

Op 27 augustus 1973 schrijft Heeresma een brief aan Ab Visser, recensent van de Leeuwarder Courant en veelschrijver van o.a. detectives. Hij prijst Visser om zijn recht voor de raaptoon en scherpe inzicht. Na anderhalve pagina komt hij uit bij de bespreking van ‘Hallo, hallo… bent u daar … Plotsky?’ Heeresma is niet blij met Vissers behandeling van zijn spy-special en valt hem aan.

Heeresma verwijt hem dat hij de greep op het genre heeft verloren: “Een pijnlijk tafereel dat mij nog echt pijn doet ook. Laat ons bezien.” Het nieuwe wat er in de ‘detectives’ van Heeresma gebeurt “valt buiten uw brillenglazen”. Heeresma komt met een verklaring voor Vissers onkunde. “Zoals ik al eerder aan de hand van een feit bewees, is uw gevoel voor humor nauwelijks ontwikkeld. Dat geeft niet. U heeft daarnaast uitstekende kwaliteiten.”

Heeresma gaat door met het afkraken van de recensent en beschuldigt hem van leugens. Vervolgens schept hij op over zijn eigen kwaliteiten en voorspelt dat zijn boek wederom enorme oplagen zal krijgen en in vele talen vertaald zal worden. Tot slot wenst hij Ab Visser veel succes en hoopt hem eens te ontmoeten.

Ik ben zeer benieuwd naar wat Ab Visser heeft teruggeschreven, maar ik denk dat hij niet geantwoord heeft. In deze brief is de hele Heere Heeresma te zien: een beleefde en belerende toon, veel grootspraak, waarbij de ander wordt weggezet als onbenul . Dit alles in enigszins formeel taalgebruik, doortrokken van zijn enorme gevoel voor humor.

Ik zag Heeresma vooral als deze opschepperige humorist. Hij heeft weliswaar altijd de wijsheid in pacht, maar neemt anderen en zichzelf nooit helemaal serieus. Ditzelfde beeld komt in dit brievenboek naar voren. Maar daarnaast lees je de frustratie en de serieuze toon. Soms ontbreekt de humor geheel, zoals in de vele Bijbelse uiteenzettingen en in zijn afkeer van het systeem.

Heeresma zwom zijn eigen baan, zoals hij het noemde. Maar hij verdiepte zich daarbij soms bar weinig in de mensen om hem heen. Wanneer hij ouder wordt neemt zijn starheid toe. Het meest verbijsterende voorbeeld is het drama rond zijn vrouw. Zij waren decennialang samen. Zij werd ziek en belandde voor lange tijd in het ziekenhuis. Toen zij weer thuis was besloot zij vrij plotseling bij hem weg te gaan.

Heeresma beschrijft kort en zakelijke hoe zij hem verliet en komt er vervolgens nauwelijks op terug in andere brieven. Het gegeven noemt hij wel, maar over mogelijke oorzaken van de breuk, over ruzies, over hoe zijn huwelijk was, zegt hij niks.

Hij beschrijft wel steeds vaker hoe hij zijn leven in eenzaamheid leidt, maar schrijft nergens direct over verdriet of boosheid. Sowieso praat hij zelden over gevoelens. Na lezing van de honderden brieven valt mij dat een beetje tegen. Je leert Heeresma door zijn brieven niet heel veel beter kennen. Dit is geen groot bezwaar, want er valt meer dan genoeg moois in dit boek te lezen.

Aan zijn moeder legt hij in het najaar van 1972 uit wat voor soort boek. ‘Langs berg en dal…’ is. Het is “geen ‘gezellig’ boek waar de lezer zich in gemeier kan vermeien. Het boek kent geen enkele rustpauze waarin kan worden uitgeblazen. Het is daarom ook meedogenloos.” Daarna krijgt de kritiek ervan langs. Hij waarschuwt zijn moeder niet mee te gaan in de mening van een recensent en noemt haar reactie verdacht “want u bevindt zich dan met deze ‘kritikus’ in uitzonderlijk slecht gezelschap.”

Critici krijgen er voortdurend van langs. Maar over de oudere generatie is hij vol lof, bijvoorbeeld over de HP met Van Garrel en Cherry Duyns. De tegenwoordige journalistiek – 1977 - scheert hij over één kam. Hij vindt het eenheidsworst en noemt foute personen als de kartonachtige Bert Vuijsje en natuurlijk Aad Nuis. “En die kleur- en geurloze Nuis past precies daarin. Die past altijd overal. Zelfs in een vuilnisbak.”

Heeresma werkte in de loop der jaren mee aan een aantal tijdschriften. Hij hield het nooit lang vol, zoals bij Soma waar “op de redaktievergaderingen steeds meer een soort  kantoorboekhandeltaal werd gehanteerd. Dat was voor mij het einde. Men begon zichzelf serieus te nemen en dan verlaat een man als ik het schip.”

Vele brieven zijn gericht aan uitgevers. Natuurlijk gaat het dan over het uitgeven van zijn werk of over geld. Vaak is er sprake van dingen die in zijn ogen verkeerd zijn gegaan. Hij verwijt uitgevers dat zij hem miskennen of zijn werk niet goed verkopen en gebruikt daarbij de mooiste overdrijvingen.

Heeresma wilde door uitgevers graag vooraf worden betaald. Het liefst had hij het geld direct in de jat. Hij betaalde geen belasting. “Dit is niet zomaar iets maar een Principe van mij dat mij geen windeieren heeft gelegd maar waarom zouden principes altijd geld moeten kosten?” Hij verzint allerlei mooie constructies om aan de belastingdienst te ontkomen.

Met maar weinig schrijvers zocht hij zelf contact. Een uitzondering is W.F. Hermans. In 1975 wilde hij met hem afspreken. Hermans had er geen interesse in en schreef hem uit Parijs dat “schrijvers moeten schrijven, niet praten. Daar komt maar allerlei gewroet van in de weekbladen.”

Met een heel iemand anders, Theo van Gogh, kon Heeresma prima door één deur. Van Gogh verfilmde ‘Een dagje naar het strand’. Later traden zij samen op. Van Gogh zat weleens krap bij kas. Heeresma nam hem dan mee op zijn lezingentournee als assistent bij het goochelen!

Wanneer Heeresma zich ergens over opwindt is hij vaak op zijn best. Begin jaren 90 verhuist hij naar Amsterdam, waar een zogeheten unieke sfeer heerst. Die stamt dan wel uit de tijd van de doeken van Breitner. “Toch is er iets uniek in Amsterdam. Die karpatenkoppen bijv. met diep ingeslepen verveelde en ontevreden trekken.”

In zijn latere leven correspondeert hij minder met uitgevers. Hij schrijft wel veel aan een vriendin met de wonderlijke naam Sheila Gogol en aan een neef die een trilogie uitbrengt.

Na de verschijning van het eerste deel van ‘Een jongen uit Plan-Zuid’ krijgt hij veel brieven van lezers. Hij beantwoordt er enkele en gaat in op historische details uit het vooroorlogse Amsterdam Zuid. Hier wordt hij nostalgisch en schrijft vol liefde over zijn jeugdjaren en zijn vader.

De afkalving van het christendom, m.n. de kennis van de schrift is voor hem in zijn laatste jaren steeds meer een bron van ergernis. Ermee samenhangend is zijn afkeer van de almacht van het systeem. Hij denkt dan met weemoed terug aan bijvoorbeeld de koude winters van vroeger: 50 centimeter sneeuw, iedereen werkte mee om de stoep schoon te houden. “En ook dat is voorbij.” Hier wordt hij echt oud…


Al met al is ‘Bleib gesund!’ een onmisbare bundel brieven voor elke liefhebber van het werk van Heere Heeresma. Verwacht geen persoonlijke ontboezemingen, wel amusante grootspraak en geruzie, met hier en daar een zwaar theologisch betoog.

Geen opmerkingen: