Heere
Heeresma hield rekening met mensen die ooit interesse zouden tonen in zijn
nalatenschap. Dozen vol brieven en andere persoonlijke zaken droeg hij over aan
het Letterkundig Museum. Daaruit is deze dikke brievenbundel voortgekomen.
Het boek in
de reeks privédomein is samengesteld door Hein Aalders. Anton de Goede schreef
een voorwoord en was nauw betrokken bij deze uitgave.
Op 27
augustus 1973 schrijft Heeresma een brief aan Ab Visser, recensent van de
Leeuwarder Courant en veelschrijver van o.a. detectives. Hij prijst Visser om
zijn recht voor de raaptoon en scherpe inzicht. Na anderhalve pagina komt hij
uit bij de bespreking van ‘Hallo, hallo… bent u daar … Plotsky?’ Heeresma is
niet blij met Vissers behandeling van zijn spy-special en valt hem aan.
Heeresma
verwijt hem dat hij de greep op het genre heeft verloren: “Een pijnlijk
tafereel dat mij nog echt pijn doet ook. Laat ons bezien.” Het nieuwe wat er in
de ‘detectives’ van Heeresma gebeurt “valt buiten uw brillenglazen”. Heeresma
komt met een verklaring voor Vissers onkunde. “Zoals ik al eerder aan de hand
van een feit bewees, is uw gevoel voor humor nauwelijks ontwikkeld. Dat geeft
niet. U heeft daarnaast uitstekende kwaliteiten.”
Heeresma
gaat door met het afkraken van de recensent en beschuldigt hem van leugens.
Vervolgens schept hij op over zijn eigen kwaliteiten en voorspelt dat zijn boek
wederom enorme oplagen zal krijgen en in vele talen vertaald zal worden. Tot
slot wenst hij Ab Visser veel succes en hoopt hem eens te ontmoeten.
Ik ben zeer
benieuwd naar wat Ab Visser heeft teruggeschreven, maar ik denk dat hij niet
geantwoord heeft. In deze brief is de hele Heere Heeresma te zien: een beleefde
en belerende toon, veel grootspraak, waarbij de ander wordt weggezet als
onbenul . Dit alles in enigszins formeel taalgebruik, doortrokken van zijn
enorme gevoel voor humor.
Ik zag Heeresma
vooral als deze opschepperige humorist. Hij heeft weliswaar altijd de wijsheid
in pacht, maar neemt anderen en zichzelf nooit helemaal serieus. Ditzelfde
beeld komt in dit brievenboek naar voren. Maar daarnaast lees je de frustratie
en de serieuze toon. Soms ontbreekt de humor geheel, zoals in de vele Bijbelse
uiteenzettingen en in zijn afkeer van het systeem.
Heeresma
zwom zijn eigen baan, zoals hij het noemde. Maar hij verdiepte zich daarbij soms
bar weinig in de mensen om hem heen. Wanneer hij ouder wordt neemt zijn starheid toe.
Het meest verbijsterende voorbeeld is het drama rond zijn vrouw. Zij waren
decennialang samen. Zij werd ziek en belandde voor lange tijd in het
ziekenhuis. Toen zij weer thuis was besloot zij vrij plotseling bij hem weg te
gaan.
Heeresma
beschrijft kort en zakelijke hoe zij hem verliet en komt er vervolgens
nauwelijks op terug in andere brieven. Het gegeven noemt hij wel, maar over
mogelijke oorzaken van de breuk, over ruzies, over hoe zijn huwelijk was, zegt
hij niks.
Hij
beschrijft wel steeds vaker hoe hij zijn leven in eenzaamheid leidt, maar
schrijft nergens direct over verdriet of boosheid. Sowieso praat hij zelden
over gevoelens. Na lezing van de honderden brieven valt mij dat een beetje
tegen. Je leert Heeresma door zijn brieven niet heel veel beter kennen. Dit is
geen groot bezwaar, want er valt meer dan genoeg moois in dit boek te lezen.
Aan zijn moeder
legt hij in het najaar van 1972 uit wat voor soort boek. ‘Langs berg en dal…’
is. Het is “geen ‘gezellig’ boek waar de lezer zich in gemeier kan vermeien.
Het boek kent geen enkele rustpauze waarin kan worden uitgeblazen. Het is
daarom ook meedogenloos.” Daarna krijgt de kritiek ervan langs. Hij waarschuwt
zijn moeder niet mee te gaan in de mening van een recensent en noemt haar
reactie verdacht “want u bevindt zich dan met deze ‘kritikus’ in uitzonderlijk
slecht gezelschap.”
Critici
krijgen er voortdurend van langs. Maar over de oudere generatie is hij vol lof,
bijvoorbeeld over de HP met Van Garrel en Cherry Duyns. De tegenwoordige journalistiek
– 1977 - scheert hij over één kam. Hij vindt het eenheidsworst en noemt foute
personen als de kartonachtige Bert Vuijsje en natuurlijk Aad Nuis. “En die
kleur- en geurloze Nuis past precies daarin. Die past altijd overal. Zelfs in
een vuilnisbak.”
Heeresma
werkte in de loop der jaren mee aan een aantal tijdschriften. Hij hield het
nooit lang vol, zoals bij Soma waar “op de redaktievergaderingen steeds meer
een soort kantoorboekhandeltaal werd gehanteerd.
Dat was voor mij het einde. Men begon zichzelf serieus te nemen en dan verlaat een
man als ik het schip.”
Vele brieven
zijn gericht aan uitgevers. Natuurlijk gaat het dan over het uitgeven van zijn
werk of over geld. Vaak is er sprake van dingen die in zijn ogen verkeerd zijn
gegaan. Hij verwijt uitgevers dat zij hem miskennen of zijn werk niet goed
verkopen en gebruikt daarbij de mooiste overdrijvingen.
Heeresma
wilde door uitgevers graag vooraf worden betaald. Het liefst had hij het geld
direct in de jat. Hij betaalde geen belasting. “Dit is niet zomaar iets maar
een Principe van mij dat mij geen windeieren heeft gelegd maar waarom zouden
principes altijd geld moeten kosten?” Hij verzint allerlei mooie constructies
om aan de belastingdienst te ontkomen.
Met maar
weinig schrijvers zocht hij zelf contact. Een uitzondering is W.F. Hermans. In
1975 wilde hij met hem afspreken. Hermans had er geen interesse in en schreef
hem uit Parijs dat “schrijvers moeten schrijven, niet praten. Daar komt maar
allerlei gewroet van in de weekbladen.”
Met een
heel iemand anders, Theo van Gogh, kon Heeresma prima door één deur. Van Gogh
verfilmde ‘Een dagje naar het strand’. Later traden zij samen op. Van Gogh zat
weleens krap bij kas. Heeresma nam hem dan mee op zijn lezingentournee als
assistent bij het goochelen!
Wanneer
Heeresma zich ergens over opwindt is hij vaak op zijn best. Begin jaren 90
verhuist hij naar Amsterdam, waar een zogeheten unieke sfeer heerst. Die stamt
dan wel uit de tijd van de doeken van Breitner. “Toch is er iets uniek in
Amsterdam. Die karpatenkoppen bijv. met diep ingeslepen verveelde en ontevreden
trekken.”
In zijn
latere leven correspondeert hij minder met uitgevers. Hij schrijft wel veel aan
een vriendin met de wonderlijke naam Sheila Gogol en aan een neef die een
trilogie uitbrengt.
Na de
verschijning van het eerste deel van ‘Een jongen uit Plan-Zuid’ krijgt hij veel
brieven van lezers. Hij beantwoordt er enkele en gaat in op historische details
uit het vooroorlogse Amsterdam Zuid. Hier wordt hij nostalgisch en schrijft vol
liefde over zijn jeugdjaren en zijn vader.
De
afkalving van het christendom, m.n. de kennis van de schrift is voor hem in zijn
laatste jaren steeds meer een bron van ergernis. Ermee samenhangend is zijn
afkeer van de almacht van het systeem. Hij denkt dan met weemoed terug aan
bijvoorbeeld de koude winters van vroeger: 50 centimeter sneeuw, iedereen
werkte mee om de stoep schoon te houden. “En ook dat is voorbij.” Hier wordt
hij echt oud…
Al met al
is ‘Bleib gesund!’ een onmisbare bundel brieven voor elke liefhebber van het
werk van Heere Heeresma. Verwacht geen persoonlijke ontboezemingen, wel
amusante grootspraak en geruzie, met hier en daar een zwaar theologisch betoog.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten