woensdag 21 oktober 2015

Willem Frederik Hermans – De liefde tussen mens en kat

Hermans was een groot kattenliefhebber. ‘De liefde tussen mens en kat’ is een uitgave  uit 1985, van de Bijenkorf, een winkel die toen nog veel aan literatuur deed.


Hermans begin met een citaat van Multatuli: “Telkens als ik een kat haar jong zie wegdragen in de bek denk ik eraan: ‘hoe meer ik katten leer kennen, hoe minder ik van mensen houd.’”

Zou dit ook voor Hermans, de zogenaamde mensenhater, gelden? Ik denk het niet. Hij had vooral veel medelijden met de mensen om hem heen en de mensheid als geheel. Voor katten gold dit medelijden een stuk minder. Katten gaan hun eigen weg en trekken zich weinig van ons aan.

Hermans stelt zich de vraag der vragen als het om katten gaat: wat speelt zich in het hoofd van mijn kat af? “Valt er over de gevoelens van katten iets te beweren dat steek houdt.”

Al snel volgt het antwoord: we weten niet wat zich afspeelt in het kattenhoofd. En we blijven ons erover verbazen. Katten gedragen zich vaak onverschillig tegenover de mens. Andere dieren doen dat ook, maar weten daar volgens Hermans alleen maar de indruk mee te wekken dat ze dom zijn. Katten niet.

Maar als je het onverklaarbare gedrag ziet denk je hier weleens anders over. “Kat miauwt bij gesloten deur. Wil je eruit, poes? Wij openen de deur. Poes blijkt helemaal niet naar buiten te willen.”

Natuurlijk schrijft Hermans ook over het verschil tussen honden en katten. Hij komt tot de niet bijster nieuwe gedachte dat honden er voortdurend op uit zijn onze genegenheid te verdienen. Katten zijn hier misschien wel nooit op uit.

Uit eigen ervaring weet Hermans ook dat je katten nauwelijks iets kunt leren. Wel kan een kat zichzelf iets leren. Hij had eens een kat die uit zichzelf een plasje deed in het afvoergat van de douche. Zij hadden het hem nooit geleerd. Zouden zij toch over een hogere intelligentie beschikken dan wij vermoeden?

Hermans besluit dit grappige boekje met het raadsel van het in de ogen kijken. Katten herkennen ons in onze ogen. Zij kijken niet naar de mond van die tweebenige wezens. Waarom? Hoe weten zij dat wij ook hen aankijken? Katten blijven mysterieuze wezens.

Geen opmerkingen: