Voor het zomernummer van Awater (2021) schreef ik de volgende recensie:
Babs Gons, vooraanstaand performer van spoken word en een veelgevraagd dichter, schrijft al decennialang, maar haar poëzie was tot voor kort vooral te horen. In haar gedichten weet ze te vatten wat er zoal leeft in de maatschappij. Zowel op voordrachtavonden als in talkshows bracht zij haar gedichten op het podium. Daarbij schuwt ze pijnlijke onderwerpen, zoals ons slavernijverleden, niet. Als organisator en pleit bezorger is zij een voorbeeld voor de jonge spoken word generatie. In 2019 stelde ze de bundel Hardop samen, waarin achttien spoken word dichters in gedrukte vorm aan het woord kwamen, onder wie Dean Bowen, Neusa Gomes en Siham Amghar.
Vier van haar eigen gedichten uit Hardop zijn opgenomen in Doe het toch maar. Meer gedichten uit de bundel heeft ze eerder op een podium gebracht of gepubliceerd. Het is gelegenheidspoëzie in de gunstige betekenis van het woord: actuele poëzie, zoals het gedicht ‘moeders’; een reactie op de rellen naar aanleiding van het instellen van de avondklok. De kenmerkende stijl van Gons komt erin goed naar voren: ‘ik denk aan moeders van zonen die vechten/ die vechten voor hun zonen/ ik denk aan moeders die denken aan hun zonen/ die hun zonen zoeken tussen rotzooi en wanhoop’. Zo zoomt ze in op één aspect van de rellen: de moeders die thuis zitten en niet weten waar hun zonen zijn. Gons maakt hierbij veel gebruik van herhaling zonder dat dit eentonig wordt. Haar zinnen zijn kort en doelgericht. Door veel regels te beginnen met ‘ik’ benadrukt ze de relatie tussen schrijver/performer en haar onderwerp en wekt ze de betrokkenheid van de luisteraar, of lezer in dit geval. Het ritmische van de tekst versterkt dit effect.
De eerder verschenen teksten zijn voor deze bundel hier en daar aangepast. Titels zijn soms veranderd en punten en hoofdletters zijn grotendeels geschrapt. In haar nawoord schrijft Gons: ‘Niets verandert nooit, alles is altijd in beweging. Morgen zijn ze wellicht alweer veranderd.’ Dit maakt poëzie op papier riskant. Gons behandelt onderwerpen als afkomst, de positie van de vrouw en ons slavernijverleden en neemt hier duidelijk stelling in. Maar standpunten over deze onderwerpen en de betekenissen van woorden zijn voortdurend in beweging. Door de teksten vast te leggen in een bundel neemt de dichter een risico, daarvan toont Gons zich heel bewust. Het openingsgedicht ‘voorwoord’ spreekt dan ook van ‘een taal die zich constant bezint/ waar nieuwe tijden/ nieuwe woorden groeien’. Ze gaat nog een stap verder en benadrukt het belang van verandering van de taal: ‘een taal zonder grenzen/ waar iedereen voet mag zetten/ op de bodem/ met gebruik van eigen tongval/ en elk accent betekent/
dat iemand thuis is/ in meer dan een taal.’ Ja, het gaat hier over méér dan alleen taal. Poëzie is, voor haar, ook maatschappijkritiek. Verschillende taalkundige middelen worden ingezet om dit duidelijk te maken: zo maakt Gons soms gebruik van straattaal om een komisch effect te bereiken: ‘maar ik weet dat hij weet waar mijn huis woont’ – of grijpt ze naar een vuurwapen om woede naar het niveau van poëzie te tillen: ‘dat we als een geladen pistool/ op het nachtkastje liggen/ dat we constant op het randje staan’. Of ze plaatst een cliché in een andere context en geeft het hiermee een nieuwe betekenis, hier is het gedicht ‘ga terug naar je eigen land’ een mooi voorbeeld van: ‘kom terug naar je eigen land/ begroet jezelf bij de grens/ verwelkom jezelf/ op je eigen gronden’. Uiteraard put Gons ook uit haar eigen ervaring als zwarte vrouw. In ‘zou je woensdag zwart willen zijn?’ drukt zij ongetwijfeld het gevoel uit dat ze krijgt wanneer ze wordt uitgenodigd voor zoiets als een talkshow:
op ons podium als vrouw
zou je woensdag zwart willen zijn bij ons programma
wij hebben een voorstelling en zoeken mensen zoals
jij
jullie
bij onze show
op ons platform
in ons tijdschrift
De titel trekt meteen de aandacht en ook door het ritme pakt dit gedicht de lezer meteen beet. Achter de humoristische toon gaat cynisme schuil. Gons maakt een stevig punt, maar blijft niet hangen in sarcasme. Aan het einde van dit gedicht begrijp je dat het voor programmamakers evenmin eenvoudig is om divers te denken. In haar beste gedichten legt Gons de vinger op de zere plek.
Doe het toch maar is een veelzijdige bundel die bestaat uit gedichten die naar aanleiding van diverse gebeurtenissen werden geschreven, maar tezamen één geheel vormen. Het is kritische maar hoopvolle poëzie. Geen zoekende of abstracte poëzie, maar vooral strijdbare poëzie die wil overtuigen. En dat doet Babs Gons: ze overtuigt, ook op papier: haar onderwerpen zijn vaak persoonlijk, maar haar gedichten ontstijgen steevast de eigen ervaring. Zoals in het gedicht ‘polyglot’:
die van de nette kleren
die iets van je huid compenseren
van de woorden verzorgd tot in de puntjes
Geen opmerkingen:
Een reactie posten